Het hof overweegt als volgt.
Uit de overgelegde medische en psychiatrische rapporten blijkt dat [X] al geruime tijd lijdt aan chronische psychiatrische klachten, al dan niet versterkt door alcohol- en cannabisgebruik. [X] functioneert op een verstandelijk beperkt intelligentieniveau (TIQ = 62) en er is sprake van gedragsproblematiek en psychotische episodes. De verstandelijke beperking in combinatie met zijn middelengebruik zorgt ervoor dat [X] kwetsbaar en sterk beïnvloedbaar is en zijn impulsen niet onder controle heeft. In 2014 zijn de goederen van [X] onder bewind gesteld en sinds 2017 verblijft [X] met een rechterlijke machtiging in behandelcentrum Wier, alwaar hij begeleiding krijgt en behandeling ondergaat voor zijn middelengebruik. Voorts blijkt uit de stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep is besproken het volgende. [X] heeft blijvend begeleiding en zorg nodig. In het verleden is de nodige hulpverlening – mede door de bemoeienis van de moeder – onvoldoende van de grond gekomen. De afgelopen jaren zijn er diverse mislukte plaatsingen in instellingen in Nederland en Portugal geweest. Ter zitting in hoger beroep heeft [D] verklaard dat [X] regelmatig wegloopt van Wier. Gedurende de dagen dat hij weg is, is er geen zicht op zijn handelingen. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat [X] zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen duurzaam niet behoorlijk waarneemt als gevolg van zijn geestelijke toestand gecombineerd met alcohol- dan wel drugsgebruik. De continuïteit en stabiliteit in zijn woonsituatie en behandeling dienen gewaarborgd te worden en zijn financiële belangen dienen te worden behartigd, waartoe het hof een ondercuratelestelling noodzakelijk acht. Met een minder verstrekkende voorziening kunnen voornoemde doelen niet worden bewerkstelligd.
Het verweer dat de rechtbank zijn oordeel heeft gebaseerd op een andere grondslag dan die van het inleidend verzoek in eerste aanleg, leidt niet tot vernietiging van de bestreden beschikking. In de toelichting onder 4.II van het inleidend verzoek staat immers reeds vermeld dat [X] weinig inzicht heeft in zijn eigen beperkingen en dat hij buiten zijn financiën ook zichzelf niet kan beschermen tegen schadelijke invloeden door derden in zijn zorgbehoeften.
De bij het inleidend verzoek gevoegde ‘Ondersteuning aanvraag Curatele’ van [F] namens MEE (Amstel en Zaan) vermeldt, voor zover van belang:
‘(…) In het geval van [X] hebben we te maken met iemand die onvoldoende zijn eigen belangen kan behartigen. Hij is zeer kwetsbaar en beïnvloedbaar. (…)
Binnen de Wier zien ze hoe kwetsbaar hij is. Wanneer je [X] vraagt om zijn bankpasje, krijg je het met pincode en al. [X] hoopt dan dat hij er iets voor terug krijgt (seks of drugs).(…)
[X] zelf geeft bijvoorbeeld in gesprekken met mij aan dat hij de structuur van zijn huidige behandelplek wel prima vindt. De begeleiding ziet ook dat hij het dagelijkse leven dan beter aankan. Moeder is het daar niet mee eens en wenst hem dan weg te halen, desnoods naar het buitenland. [X] is ook hier helaas niet weerbaar in. (…)
In het belang van [X] is mijns inziens een ondercuratelestelling de enige vorm, die [X] ook daadwerkelijk op alle gebieden, voldoende kan ondersteunen en beschermen.’
Hieruit heeft de rechtbank genoegzaam kunnen en mogen opmaken dat de verzochte ondercuratelestelling (mede) werd verzocht omdat [X] tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt.
Gelet op het voorgaande zal het hof het primaire en het subsidiaire verzoek van [X] afwijzen.