ECLI:NL:GHAMS:2018:2098

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
200.218.344/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onder curatelestelling van een meerderjarige wegens geestelijke en lichamelijke toestand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van [X], die lijdt aan chronische psychiatrische klachten en een verstandelijke beperking. [X] was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin hij onder curatele was gesteld op verzoek van Stichting CAV, de bewindvoerder. Het hof heeft vastgesteld dat [X] zijn belangen niet behoorlijk waarneemt en dat zijn geestelijke toestand, in combinatie met middelengebruik, hem kwetsbaar maakt. De moeder van [X] steunt het hoger beroep en pleit voor minder ingrijpende maatregelen, maar het hof oordeelt dat de continuïteit en stabiliteit in de woonsituatie en behandeling van [X] gewaarborgd moeten worden. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van [X] om onder bewindstelling en mentorschap afgewezen, evenals het verzoek om een andere curator aan te stellen. De beslissing is genomen op basis van medische rapporten en de noodzaak om de belangen van [X] te beschermen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.218.344/01
zaaknummer rechtbank: 5686251 EB VERZ 17-1193
beschikking van de meervoudige kamer van 29 mei 2018 inzake:
[X] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. A. Achbab te Amsterdam.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [A] , h.o.d.n. [...] (hierna ook: de curator);
- [B] , namens Stichting CAV (de voormalig bewindvoerder, hierna ook: Stichting CAV);
- [Y] (hierna te noemen: de moeder);
- [Z] (hierna te noemen: de vader).
Als informanten zijn aangemerkt:
- Stichting MEE.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Appellant wordt hierna [X] genoemd.
1.2
[X] is op 14 juni 2017 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 maart 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
1.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een akte wijziging verzoek in hoger beroep van de zijde van [X] van 14 november 2017 met bijlagen, ingekomen op 15 november 2017.
1.4
De mondelinge behandeling heeft op 22 januari 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- [X] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de curator;
- Stichting CAV;
- de moeder;
- [C] en [D] , namens Wier.
De vader en Stichting MEE zijn, met voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen.

2.De feiten

2.1
[X] is geboren [in] 1988 te Amsterdam.
2.2
Bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2014 zijn de (toekomstige) goederen van [X] onder bewind gesteld, met benoeming van [B] , namens Stichting CAV, tot bewindvoerder.
2.3
[X] verblijft – aanvankelijk vrijwillig – sinds augustus 2016 op een behandelsetting van de Stichting Altrecht, Wier. Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 1 maart 2017 is een voorlopige machtiging verleend om [X] in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden, welke machtiging nadien is verlengd tot 1 maart 2018.

3.De omvang van het geschil

3.1
Bij de bestreden beschikking is, op het daartoe strekkend verzoek van Stichting CAV, [X] onder curatele gesteld wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand, met benoeming van [A] h.o.d.n. [...] tot curator.
3.2
[X] verzoekt, na wijziging van verzoek, met vernietiging van de bestreden beschikking,:
- primair het inleidend verzoek van Stichting CAV alsnog af te wijzen, waarna [X] wederom door benoeming onder bewind zal staan bij [B] , namens stichting CAV;
- subsidiair de ondercuratelestelling om te zetten in een onderbewindstelling en mentorschap en [E] h.o.d.n. [...] als mentor van [X] te benoemen;
- meer subsidiair de huidige curator te ontslaan en [E] h.o.d.n. [...] als curator te benoemen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt, of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel gewoonte van drank- of drugsmisbruik, en een onvoldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
4.2
[X] betoogt – kort gezegd – dat niet is voldaan aan de gronden voor een ondercuratelestelling en voert daartoe onder meer het volgende aan. De rechtbank heeft een andere grondslag gehanteerd dan waar het inleidend verzoek op is gebaseerd, te weten de vermogensrechtelijke belangen van [X] . Zijn vermogensrechtelijke belangen werden al waargenomen en beschermd door de bewindvoerder en [X] ervaarde de bewindvoering als prettig. Hij heeft geen schulden en de communicatie verliep prettig. Een ondercuratelestelling is dan ook een te zware inperking van zijn recht op zelfbeschikking, temeer omdat er thans ook een rechterlijke machtiging is afgegeven voor gedwongen opname. De moeder zal hem daardoor ook niet kunnen weghalen bij Altrecht, zodat de vrees van Stichting MEE en Stichting CAV is ondervangen. Daarnaast is geen sprake van een chronische psychose en zijn de gedragsproblemen het gevolg van de huidige situatie, die als uitzichtloos wordt ervaren. De voorzieningen van bewind en mentorschap volstaan dan ook.
[X] voelt zich door de huidige curator niet gehoord en de communicatie verloopt moeilijk. Hij kent [E] al een aantal jaren en ervaart de communicatie met hem als prettig. Daarnaast is [E] vanwege zijn werkervaring op het gebied van psychiatrische stoornissen en verslavingsproblematiek in staat om hem de begeleiding en communicatie te bieden die hij nodig heeft, zodat hij zijn verblijf bij Wier kan accepteren, aldus [X] .
4.3
Stichting CAV heeft ter zitting in hoger beroep gesteld dat de belangen van [X] niet in afdoende mate behartigd kunnen worden door middel van bewind. De invloed van de moeder op [X] was zodanig groot dat hij de afgelopen jaren bij veel verschillende zorginstellingen heeft verbleven en meerdere financiële behartigers heeft gehad. Er bleef onrust en discontinuïteit bestaan, hetgeen een negatieve invloed had op [X] . Een bewindvoerder kan daar, in tegenstelling tot een curator, onvoldoende verandering in aanbrengen, aldus Stichting CAV.
4.4
De curator heeft zich ter zitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat een ondercuratelestelling noodzakelijk is voor het bewaken van de woonsituatie en de behandeling van [X] . De grote invloed van de moeder is onverminderd aanwezig, hetgeen geen goede invloed heeft op [X] . Zij blijft de discussie aangaan en niets is goed genoeg.
4.5
De moeder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij het hoger beroep van [X] onderschrijft. Zij voert daartoe aan dat de belangen van [X] beter en effectiever kunnen worden beschermd door een minder verstrekkende maatregel zoals een bewindvoering en dat de huidige maatregel zowel bij [X] als bij de rest van de (hechte) familie slechts zorgt voor extra emotie en stress. Voorts onderschrijft de moeder ook het verzoek van [X] [E] als mentor, dan wel curator te benoemen.
4.6
Het hof overweegt als volgt.
Uit de overgelegde medische en psychiatrische rapporten blijkt dat [X] al geruime tijd lijdt aan chronische psychiatrische klachten, al dan niet versterkt door alcohol- en cannabisgebruik. [X] functioneert op een verstandelijk beperkt intelligentieniveau (TIQ = 62) en er is sprake van gedragsproblematiek en psychotische episodes. De verstandelijke beperking in combinatie met zijn middelengebruik zorgt ervoor dat [X] kwetsbaar en sterk beïnvloedbaar is en zijn impulsen niet onder controle heeft. In 2014 zijn de goederen van [X] onder bewind gesteld en sinds 2017 verblijft [X] met een rechterlijke machtiging in behandelcentrum Wier, alwaar hij begeleiding krijgt en behandeling ondergaat voor zijn middelengebruik. Voorts blijkt uit de stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep is besproken het volgende. [X] heeft blijvend begeleiding en zorg nodig. In het verleden is de nodige hulpverlening – mede door de bemoeienis van de moeder – onvoldoende van de grond gekomen. De afgelopen jaren zijn er diverse mislukte plaatsingen in instellingen in Nederland en Portugal geweest. Ter zitting in hoger beroep heeft [D] verklaard dat [X] regelmatig wegloopt van Wier. Gedurende de dagen dat hij weg is, is er geen zicht op zijn handelingen. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat [X] zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen duurzaam niet behoorlijk waarneemt als gevolg van zijn geestelijke toestand gecombineerd met alcohol- dan wel drugsgebruik. De continuïteit en stabiliteit in zijn woonsituatie en behandeling dienen gewaarborgd te worden en zijn financiële belangen dienen te worden behartigd, waartoe het hof een ondercuratelestelling noodzakelijk acht. Met een minder verstrekkende voorziening kunnen voornoemde doelen niet worden bewerkstelligd.
Het verweer dat de rechtbank zijn oordeel heeft gebaseerd op een andere grondslag dan die van het inleidend verzoek in eerste aanleg, leidt niet tot vernietiging van de bestreden beschikking. In de toelichting onder 4.II van het inleidend verzoek staat immers reeds vermeld dat [X] weinig inzicht heeft in zijn eigen beperkingen en dat hij buiten zijn financiën ook zichzelf niet kan beschermen tegen schadelijke invloeden door derden in zijn zorgbehoeften.
De bij het inleidend verzoek gevoegde ‘Ondersteuning aanvraag Curatele’ van [F] namens MEE (Amstel en Zaan) vermeldt, voor zover van belang:
‘(…) In het geval van [X] hebben we te maken met iemand die onvoldoende zijn eigen belangen kan behartigen. Hij is zeer kwetsbaar en beïnvloedbaar. (…)
Binnen de Wier zien ze hoe kwetsbaar hij is. Wanneer je [X] vraagt om zijn bankpasje, krijg je het met pincode en al. [X] hoopt dan dat hij er iets voor terug krijgt (seks of drugs).(…)
[X] zelf geeft bijvoorbeeld in gesprekken met mij aan dat hij de structuur van zijn huidige behandelplek wel prima vindt. De begeleiding ziet ook dat hij het dagelijkse leven dan beter aankan. Moeder is het daar niet mee eens en wenst hem dan weg te halen, desnoods naar het buitenland. [X] is ook hier helaas niet weerbaar in. (…)
In het belang van [X] is mijns inziens een ondercuratelestelling de enige vorm, die [X] ook daadwerkelijk op alle gebieden, voldoende kan ondersteunen en beschermen.’
Hieruit heeft de rechtbank genoegzaam kunnen en mogen opmaken dat de verzochte ondercuratelestelling (mede) werd verzocht omdat [X] tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt.
Gelet op het voorgaande zal het hof het primaire en het subsidiaire verzoek van [X] afwijzen.
4.7
Met betrekking tot het verzoek van [X] om [E] tot curator te benoemen, overweegt het hof dat aanknopingspunten ontbreken voor het oordeel dat [A] de belangen van [X] onvoldoende behartigt. Weliswaar is tijdens de behandeling in hoger beroep gebleken dat [X] het contact met [A] als onprettig ervaart, maar niet is gebleken dat sprake is van een zodanig verstoorde relatie en/of communicatie dat de curator zijn taak niet meer naar behoren uitoefent of kan uitoefenen. Daarnaast overweegt het hof dat onvoldoende is komen vast te staan dat [E] de noodzakelijke kwaliteiten en vaardigheden bezit om als curator op te treden. Uit de omstandigheid dat [E] , zoals de moeder ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, werkzaam is geweest als gezinsmanager kan het hof niet afleiden dat [E] ook ervaring als curator heeft opgedaan. Het hof is dan ook van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [E] voldoende bekwaam is om als curator op te treden. Gezien het voorgaande zal het hof het meer subsidiaire verzoek van [X] afwijzen.
4.8
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
draagt de griffier op om op de voet van artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Amsterdam (kanton, afdeling privaatrecht), in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J. Jonkers en mr. M. Groenleer, in tegenwoordigheid van mr. S.C.G.A. Duivenvoorde als griffier, en is op 29 mei 2018 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.