ECLI:NL:GHAMS:2018:2083

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
23-004504-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal uit woning met bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal uit een woning, gepleegd op 11 september 2016. De verdachte had op laffe wijze misbruik gemaakt van de kwetsbare toestand van het slachtoffer, die op dat moment hulpeloos was. De tenlastelegging omvatte de diefstal van meerdere laptops, contant geld en parfums, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen het slachtoffer waren gepleegd. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord en heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, maar niet aan de strafverzwarende geweldscomponent. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen, waarbij het hof de schade heeft vastgesteld op €740,92, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is vrijgesproken van de geweldscomponent maar wel is veroordeeld voor de diefstal.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004504-17
datum uitspraak: 15 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-650563-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 september 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning heeft weggenomen drie, althans een aantal, laptops en/of (ongeveer) 140 euro, althans enig geldbedrag en/of vijf, althans een aantal, geurtjes (o.m. Hugo Boss, Tommy Hilfiger) en/of een pet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of een laptop (Apple Mac book pro, toebehorende aan een huisgenoot van die [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte die [slachtoffer] een band om diens nek heeft gedaan en die aangetrokken en/of met een riem op diens rug heeft geslagen en/of een mondknevel heeft in gedaan en/of met handboeien en beenriemen in diens bed heeft vastgemaakt en/of achtergelaten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om doelmatigheidsredenen worden vernietigd.

Bewijsoverwegingen

I. Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het geweld niet in relatie kan worden gebracht met de gestolen goederen, zodat de verdachte vrijgesproken dient te worden van de strafverzwarende geweldscomponent. De diefstal kan echter wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, omdat de verdachte bij het verlaten van de woning een pet en een tas bij zich droeg die hij bij aankomst niet bij zich had en de aangever ten aanzien van de diefstal consistent heeft verklaard.
II. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte integraal vrij te spreken. Daartoe heeft hij, kort gezegd, aangevoerd dat de verklaringen van de aangever niet, althans onvoldoende betrouwbaar zijn en enig steunbewijs ten aanzien van de diefstal ontbreekt. Daarbij komt dat de verdachte het ten laste gelegde van meet af aan heeft ontkend en hij zich zelf heeft gemeld bij de politie, hetgeen een indicatie vormt dat hij zich niet aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
III. Overwegingen van het hof
Het hof stelt voorop dat het – met de advocaat-generaal en de raadsman – van oordeel is dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat de ten laste gelegde geweldshandelingen door de verdachte zijn gepleegd met het oogmerk om de diefstal te vergemakkelijken, dan wel om zich hierdoor de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren. De verdachte wordt in zoverre vrijgesproken.
Met betrekking tot de diefstal overweegt het hof als volgt.
De aangever heeft verklaard dat op 11 september 2016 vier laptops, vijf parfumflesjes, een contant geldbedrag ter hoogte van € 120,00 en een pet uit zijn woning zijn weggenomen. Dit zou zijn gedaan door een man die de aangever enkele uren daarvoor had ontmoet, terwijl de aangever – in het kader van seksuele handelingen met die man – door deze man was vastgebonden op zijn bed in de slaapkamer.
De verdachte heeft verklaard dat hij die dag in de woning van de aangever is geweest. De verdachte heeft zichzelf herkend op de camerabeelden die die dag zijn gemaakt bij de centrale toegangsdeur van het betreffende pand. Op de beelden is te zien dat de verdachte bij aankomst een sixpack Heineken-flesjes bij zich droeg en één los flesje in zijn hand hield. Op de beelden is voorts te zien dat de verdachte bij het verlaten van het pand een grote, gevulde tas van Albert Heijn bij zich had en een pet op zijn hoofd droeg.
Het hof stelt vast dat de aangever wisselende verklaringen heeft afgelegd. De verschillen betreffen met name de seksuele handelingen en het al dan niet vrijwillige karakter daarvan. Ten aanzien van de diefstal heeft de aangever evenwel consistent verklaard. Daar komt bij dat de verklaring van de aangever dat sprake is van een diefstal, wordt ondersteund door de camerabeelden. Daarop is immers te zien dat de verdachte bij het verlaten van de woning goederen (bij zich) droeg, die hij bij aankomst niet bij zich had.
De verdachte heeft verklaard dat hij de pet die hij bij het verlaten van de woning droeg, van hem is en dat hij deze bij het betreden van de woning in zijn broekband aan de rugzijde had. Over de Albert Heijn tas heeft hij verklaard dat hij deze van de aangever had gekregen en dat hij hierin de flesjes bier had gestopt die hij bij het betreden van de woning bij zich had. Het hof hecht aan deze verklaringen geen geloof, met name niet omdat uit de ‘stills’ van de camerabeelden blijkt dat de Albert Heijn tas dermate gevuld was, dat zich hierin aanmerkelijk meer c.q. grotere voorwerpen moeten hebben bevonden dan een sixpack.
Het hof verwerpt dan ook de verweren en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 september 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning heeft weggenomen drie laptops, 120,00 euro, vijf geurtjes en een pet, toebehorende aan [slachtoffer] en een laptop (Apple Mac Book Pro), toebehorende aan een huisgenoot van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft, in geval van een bewezenverklaring, verzocht om bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij een ‘eenvoudige’ diefstal. Daarnaast heeft hij bepleit dat een taakstraf geïndiceerd is, gelet op de waarde van de weggenomen goederen en het strafblad van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van verschillende goederen uit een woning, waaronder laptops en een contant geldbedrag. De door de verdachte weggenomen goederen vertegenwoordigen een aanzienlijke waarde. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. Bovendien heeft de verdachte op laffe wijze misbruik gemaakt van de kwetsbare en hulpeloze toestand waarin het slachtoffer op dat moment verkeerde. Ook heeft de verdachte van het door het slachtoffer in hem gestelde vertrouwen op grove wijze misbruik gemaakt. De omstandigheid dat één en ander heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, zijnde een plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen, maakt het handelen van de verdachte des te kwalijker. Dit is een ernstig feit, dat bij het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt en kan bijdragen aan gevoelens van onrust in de samenleving. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Gelet op deze uitzonderlijke omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, acht het hof het niet passend om te volstaan met de oplegging van een taakstraf, zoals door de raadsman is verzocht.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 600,00 (laptop). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd om de vordering toe te wijzen.
De verdediging heeft primair verzocht om afwijzing van de vordering, in verband met de bepleite vrijspraak van het ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 200,00, gelet op de economische afschrijving van de laptop sinds de aankoop.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof begroot deze materiële schade op een bedrag van € 200,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het meer of anders gevorderde zal, zoals door de raadsman is verzocht, worden afgewezen in verband met de afschrijving van de economische waarde van de laptop. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 10.206,62, bestaande uit € 5.856,62 aan materiële schade (contant geldbedrag à € 140,00, parfums, kosten vervanging huissloten, beredderingskosten, waarde van de back-ups, muziek, foto’s en databases en therapiekosten) en € 4.350,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 762,92. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd om de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 762,92.
De verdediging heeft primair verzocht om afwijzing van de vordering, in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om het contante geldbedrag te matigen tot een bedrag van € 120,00, omdat de aangever wisselend heeft verklaard over de hoogte van dit bedrag, en de overige gestelde schadeposten (zowel materieel als immaterieel) af te wijzen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 740,92, bestaande uit € 240,92 aan materiële schade (contant geldbedrag van € 120 en dagwaarde parfums) en € 500,00 aan immateriële schade. De immateriële schade heeft het hof naar billijkheid gewaardeerd op voornoemd bedrag, gelet op de omstandigheid dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het door de benadeelde partij in de verdachte gestelde vertrouwen en de kwetsbare, hulpeloze toestand waarin de benadeelde partij ten tijde van het bewezenverklaarde verkeerde, alsmede het feit dat het bewezenverklaarde is gepleegd in de woning van de benadeelde partij. Onder deze omstandigheden acht het hof het aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van de verdachte psychische schade heeft geleden. Het meer of anders aan immateriële schade gevorderde zal bijgevolg worden afgewezen.
De vordering van de benadeelde partij kan aldus worden toegewezen tot een bedrag van € 740,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan tot aan de dag der algehele voldoening. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden.
Met betrekking tot de gevorderde kosten in verband met de vervanging van de huissloten overweegt het hof dat uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende is gebleken dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het handelen van de verdachte. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ook in zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1
STK Textiel (bandana) met goednummer: 5250912;
1
BLK Fust AMSTEL met goednummer: 5250913;
1
STK Textiel (bandana) met goednummer: 5250920;
1
STK Textiel (bandana) met goednummer: 5250921;
1
STK Riem met goednummer: 5250923;
1
STK Riem met goednummer: 5250924;
1
STK Armband met goednummer: 5250919;
1
STK Armband met goednummer: 5250922.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 200,00 (tweehonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 11 september 2016.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 740,92 (zevenhonderdveertig euro en tweeënnegentig cent), bestaande uit € 240,92 (tweehonderdveertig euro en tweeënnegentig cent) aan materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 3.850,00 (drieduizend achthonderdvijftig euro) aan immateriële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 740,92 (zevenhonderdveertig euro en tweeënnegentig cent), bestaande uit € 240,92 (tweehonderdveertig euro en tweeënnegentig cent) aan materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 11 september 2016.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M.J.A. Plaisier en mr. M.M. van der Nat, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 juni 2018.
mr. M.M. van der Nat is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]