ECLI:NL:GHAMS:2018:2062

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
23-004351-16.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal met braak uit een auto en poging daartoe

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor diefstal met braak uit een auto en een poging daartoe. De feiten vonden plaats op 16 september 2015 te Amsterdam, waar de verdachte samen met een medeverdachte een Volkswagen Polo heeft opengebroken en een boordcomputer heeft gestolen. Daarnaast hebben zij geprobeerd een navigatiesysteem uit dezelfde auto te stelen. Het hof heeft de bewijsconstructie van de eerste aanleg herzien en kwam tot de conclusie dat de verdachte, door zijn aanwezigheid en handelingen, als medepleger van de diefstal kan worden aangemerkt. De verdachte ontkende betrokkenheid en stelde dat hij slechts op de uitkijk stond, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004351-16
datum uitspraak: 20 juni 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-215561-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
brp-adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juli 2017 en 6 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een Volkswagen Polo een boordcomputer, geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die/dat Volkswagen Polo heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen boordcomputer onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking;
2.
hij op of omstreeks 16 september 2015 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (uit een zwarte Volkswagen Polo) een navigatiesysteem en/of andere goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorend aan [bedrijf] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die/dat Volkswagen Polo te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak/verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die/dat Volkswagen Polo is/zijn toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader, een ruit van deze Volkswagen Polo heeft/hebben ingeslagen/verbroken en vervolgens in deze Volkwagen Polo heeeft/hebben getracht het navigatiesysteem te verwijderen (door het loshalen van afdekplaatjes).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 september 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een Volkswagen Polo een boordcomputer, toebehorend aan [benadeelde 1], waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader zich de toegang tot die Volkswagen Polo heeft/hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 16 september 2015 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen (uit een zwarte Volkswagen Polo) een navigatiesysteem en/of andere goederen van hun gading, toebehorend aan [bedrijf] en zich daarbij de toegang tot die Volkswagen Polo te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededader, naar die Volkswagen Polo is toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader, een ruit van deze Volkswagen Polo heeft/hebben ingeslagen en vervolgens in deze Volkswagen Polo heeft/hebben getracht het navigatiesysteem te verwijderen (door het loshalen van afdekplaatjes).
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierna te noemen bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
1. Het hof neemt over uit het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondelinge vonnis waarvan beroep, het bewijsmiddel zoals vermeld onder nummer 2.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
2. Het hof neemt over uit het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondelinge vonnis waarvan beroep, het bewijsmiddel zoals vermeld onder nummer 7.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde:
3. Het hof neemt over uit het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondelinge vonnis waarvan beroep, de bewijsmiddelen zoals vermeld onder de nummers 3, 4, 5, 6 en 8.
4. De ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van de verdachte.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben de persoon die op de camerabeelden van de parkeergarage te zien is.
5. Een proces-verbaal van bevindingen, met proces-verbaalnummer PL1300-2015207707-28 d.d. 16 september 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van deze opsporingsambtenaren:
Op 16 september 2015 hielden wij een onderzoek naar de kleding van de verdachten.
In de fouillering van [medeverdachte] hadden wij het volgende aangetroffen: een helm, zwart van kleur met rode hoorntjes.
Wij zagen dat [verdachte] het volgende aan had: een Adidas-vest, lichtgrijs van kleur met dezelfde lichtgrijze kleur capuchon.
In de fouillering van [verdachte] hebben wij het volgende aangetroffen: een donkerblauwe jas zonder capuchon.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.

Bewijsoverweging

Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de onder
1 en 2 ten laste gelegde feiten. Daartoe is aangevoerd – verkort weergegeven – dat er onvoldoende bewijs is voor het medeplegen van de diefstal en de poging daartoe, terwijl evenmin van enige wegnemingshandeling is gebleken. Volgens de raadsman biedt de enkele aanwezigheid bij de plaats-delict dan wel het op de uitkijk staan onvoldoende basis om de verdachte als medepleger te kunnen aanmerken. Het door de verdachte geschetste scenario, inhoudende dat hij, onderweg naar huis, op een alarmgeluid in de garage af was gegaan en daar twee personen had gezien, blijft – ook gezien de bevindingen in het dossier – als een mogelijkheid overeind, aldus de raadsman. Daarbij komt dat ook de medeverdachte [medeverdachte] geen enkele rol heeft toegeschreven aan de verdachte.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat medeplegen kan worden bewezen.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt het volgende.
De kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezen verklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Te denken valt onder meer aan de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat op 16 september 2015 tussen 04:40 uur en 04:48 uur een inbraak in een auto heeft plaatsgevonden in een parkeergarage aan het Albatrospad te Amsterdam. Er werden twee voertuigen aangetroffen waarvan de ramen waren opengebroken. Op de camerabeelden waren twee daders te zien. Ook een getuige maakte melding van twee daders. Omstreeks 04:48 uur werd de verdachte, samen met de medeverdachte [medeverdachte], door de politie bij de parkeergarage aangetroffen. Door een verbalisant werd gezien dat de verdachte naast één van de geparkeerde auto’s bukte, onder welke auto later een boordcomputer werd aangetroffen. Uit één van de opengebroken auto’s was ook een boordcomputer gestolen. Bij de medeverdachte [medeverdachte] werden schroevendraaiers en een lifehammer aangetroffen, terwijl de kleding en helm van de verdachte en zijn medeverdachte overeen bleken te komen met die van de personen op de camerabeelden.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte zeer kort (in een tijdsbestek van 8 minuten) na de gepleegde inbraken is aangetroffen in de directe omgeving van de plaats-delict, samen met zijn medeverdachte, die inbrekersvoorwerpen bij zich had. Het voorgaande, in samenhang met de omstandigheid dat de verdachte exact heeft gebukt op de plek waar even later een boordcomputer werd aangetroffen, zijnde een goed dat was gestolen uit één van de geparkeerde auto’s, duidt naar het oordeel van het hof op een verdergaande betrokkenheid bij de feiten dan enkel het op de uitkijk staan, namelijk op mededaderschap in uitvoerende zin.
Daartegenover heeft de verdachte de volgende verklaring geplaatst. De verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de inbraken. Hij heeft verklaard dat hij onderweg was naar huis en een alarm in de parkeergarage hoorde afgaan, waarop hij in de garage is gaan kijken. Hij zag twee personen in de garage, onder wie de medeverdachte [medeverdachte]. Een paar seconden later werd hij door de politie aangehouden.
Het hof acht deze verklaring van de verdachte ongeloofwaardig. Op de camerabeelden zijn immers slechts twee daders te zien, te weten NN1 en NN2, waarbij het uiterlijk van NN1 overeenkomt met dat van de medeverdachte [medeverdachte] en het uiterlijk van NN2 met dat van de verdachte zelf. Overigens heeft de verdachte ook erkend dat hij NN2 op de beelden is. Ook de getuige [getuige] heeft slechts twee en geen drie personen waargenomen. In hoger beroep hebben de verbalisanten nogmaals bevestigd dat zij geen andere personen in de omgeving hadden waargenomen anders dan de verdachte en zijn medeverdachte. Het hof gaat aldus voorbij aan het door de verdachte gepresenteerde scenario, dat overigens ook niet is onderbouwd. De verdachte heeft derhalve geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor zijn aanwezigheid aldaar en de hierboven geschetste handelingen.
Gezien de bovenstaande feiten en omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om dit als medeplegen te kwalificeren.
Het verweer wordt dan ook verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met braak uit een auto en een poging daartoe. Dergelijke feiten veroorzaken naast overlast, doorgaans ergernis en financiële schade voor de gedupeerden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 mei 2018 is hij eerder ter zake van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten, onherroepelijk veroordeeld. Dit neemt het hof ten nadele van de verdachte mee.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. N.A. Schimmel en mr. F.G. Hijink, in tegenwoordigheid van
mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 juni 2018.
[…]