ECLI:NL:GHAMS:2018:2042

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
200.213.588/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de totstandkoming van een overeenkomst en betalingsverplichtingen tussen vastgoedontwikkelaar en aandeelhoudster

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Bilal Group B.V. tegen Minerva Development B.V. over de totstandkoming van een overeenkomst en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen. Bilal is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin werd geoordeeld dat er een overeenkomst tot stand was gekomen tussen partijen. De rechtbank had Minerva in het gelijk gesteld en Bilal veroordeeld tot betaling van € 60.000,00 exclusief btw, vermeerderd met rente en kosten.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Minerva heeft Bilal ondersteund bij de ontwikkeling van een bedrijfspand en heeft een conceptovereenkomst opgesteld voor de werkzaamheden die zij zou verrichten. Bilal heeft deze overeenkomst niet ondertekend, maar heeft wel betalingen beloofd. Minerva heeft haar werkzaamheden opgeschort omdat Bilal zich niet aan de betalingsafspraken hield.

In hoger beroep heeft Bilal betoogd dat er geen bindende overeenkomst tot stand is gekomen en dat Minerva tekort is geschoten in haar verplichtingen. Het hof heeft echter geoordeeld dat er wel degelijk een overeenkomst was, gebaseerd op de communicatie tussen partijen en de omstandigheden van het geval. Het hof heeft de grieven van Bilal verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij Bilal in de kosten van het geding in hoger beroep is veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.213.588/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/605077 HA ZA 16-329
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 juni 2018
inzake
BILAL GROUP B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. B. Coskun te Amsterdam,
tegen
MINERVA DEVELOPMENT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. B.J. Mulder te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Bilal en Minerva genoemd.
Bilal is bij dagvaarding van 17 maart 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2016, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Minerva als eiseres en Bilal als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 8 maart 2018 doen bepleiten, Bilal door mr. Coskun voormeld, en Minerva door mr. S.A.B. Boer, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Bilal heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vordering van Minerva zal afwijzen, met veroordeling van Minerva in de kosten van het geding in beide instanties.
Minerva heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Bilal in de kosten van het geding in hoger beroep.
Bilal heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
Minerva is ontwikkelaar en adviseur op het gebied van vastgoed. Bilal is aandeelhoudster van Bilal Snacks B.V., welke onderneming zich richt op onder meer groothandel in etenswaren.
2.2.
Bilal heeft een bedrijfspand aan de [straat] in Amsterdam ontwikkeld. Minerva heeft Bilal ondersteund bij de ontwikkeling van dat bedrijfspand, onder meer door daarvoor een perceel grond bij de gemeente te reserveren en in december 2015 een aanvraag voor een omgevingsvergunning bij de gemeente in te dienen.
2.3.
Op 16 december 2015 heeft Minerva aan Bilal een concept toegestuurd van een overeenkomst, op grond waarvan Minerva voor Bilal voor een vaste vergoeding van € 100.000,00 ex btw onder meer de aanvraag voor een omgevingsvergunning zou indienen en begeleiden en tevens de bouw zou begeleiden.
2.4.
Op 6 januari 2016 heeft Minerva aan Bilal een e-mailbericht gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
In navolging op onze bespreking van heden (…) bevestig ik je onze nadere (aanvullende) afspraken van heden als volgt.
Op jullie verzoek zullen we onze eerdere overeenkomst, dat wij voor een bedrag van €100.000,- excl BTW jullie gewenste nieuwbouw tot aan de oplevering coördineren, wijzigen en wel als volgt.
Minerva zal tot aan het verstrekken van de bouwvergunning en het leveren van de grond (...) aan Bilal haar werkzaamheden ten behoeve van Bilal voltooien.
Vanaf dat moment komen de eerder overeengekomen werkzaamheden voor Minerva te vervallen.
(…)
Als vergoeding voor de reeds door Minerva verrichte werkzaamheden en de tot verstrekking van de vergunning en levering van de grond nog door Minerva terzake te verrichten werkzaamheden zijn wij vandaag overeengekomen dat Bilal een bedrag van €60.000,- excl BTW aan Minerva zal betalen.
Kortom: de eerder overeengekomen werkzaamheden worden op verzoek van Bilal beperkt en de eveneens eerder overeengekomen vergoeding wordt beperkt van €100.000,- excl BTW naar €60.000,- excl BTW.
Heden is afgesproken dat Bilal 50% hiervan, ofwel €30.000,- excl BTW, uiterlijk volgende week (uiterlijk op 15 januari 2016) aan Minerva zal betalen.
De alsdan resterende €30.000,- excl BTW zullen door Bilal in drie gelijke termijnen van ieder €10.000,- excl BTW aan Minerva worden voldaan.
De eerste termijn uiterlijk op 15 februari 2016.
De tweede termijn uiterlijk op 15 maart 2016.
De derde en laatste termijn uiterlijk op 15 april 2016.
We hebben verder afgesproken dat wij uiterlijk aanstaande vrijdag bovenstaande afspraken in een korte overeenkomst met elkaar zullen ondertekenen.
(…)
Indien je het niet eens bent met de bovenstaande bevestiging van ons gesprek en de nader gemaakte afspraken dan verzoek ik je ons dit binnen 24 uur per kerende email te laten weten. Bij gebreke waarvan ik je hiermee akkoord acht. (…)
2.5.
Op 15 januari 2016 heeft Bilal de door de gemeente gedane aanbieding voor levering van een perceel grond in erfpacht, gelegen aan de [straat], geaccepteerd.
2.6.
Op 18 januari 2016 heeft de toenmalige advocaat van Bilal, mr E. Cekic (hierna: Cekic), namens Bilal aan Minerva het concept voor een overeenkomst gestuurd, waarin onder meer is opgenomen:
(…)
In aanmerking nemende
(…)
[persoon 1] in opdracht van Bilal reeds (coördinatie)werkzaamheden heeft uitgevoerd ten behoeve van het project en op datum ondertekening van deze overeenkomst de werkzaamheden van Minerva nog niet zijn beëindigd;
(…)
Komen overeen als volgt
(…)
1.1
Minerva zal Bilal in het traject ten aanzien van het aanvragen en verkrijgen van de bouwvergunning volledig begeleiden. (…) Op datum van ondertekening van deze overeenkomst heeft Minerva alle werkzaamheden met betrekking tot de aanvraag van de bouwvergunning volledig afgerond en is de aanvraag op correcte wijze ingediend bij Gemeente Amsterdam.
(…)
2.1
Bilal betaalt aan Minerva in totaal € 60.000,- exclusief BTW voor de verrichtte en nog te verrichten werkzaamheden. Het bedrag van € 60.000,- wordt als volgt betaald:
- uiterlijk op 15 januari 2016 maakt Bilal € 30.000,- exclusief BTW over aan Minerva;
- uiterlijk op 15 februari 2016 maakt Bilal € 10.000,- exclusief BTW over aan Minerva;
- uiterlijk op 15 maart 2016 maakt Bilal € 10.000,- exclusief BTW over aan Minerva;
- uiterlijk op 15 april 2016 maakt Bilal € 10.000,- exclusief BTW over aan Minerva.
2.7.
Op 21 januari 2016 heeft Cekic aan Minerva en Bilal een e-mailbericht verzonden met onder meer de volgende inhoud:
Ik heb de heer [directeur Minerva] [Hof: directeur van Minerva] op vrijdag 15 januari jl. telefonisch gesproken in verband met de punten die Minerva gewijzigd zou willen hebben in de conceptovereenkomst die ik partijen op 15 januari jl. per e-mail heb doen toekomen. Ik heb toen toegezegd het contract aan te passen en de finale versie op 18 januari jl. vóór 10 uur per e-mail te verzenden zodat partijen op dezelfde dag nog tot ondertekening van de overeenkomst zouden kunnen overgaan. Daarmee zijn mijn werkzaamheden ten aanzien van de overeenkomst beëindigd. Partijen waren immers eens over de inhoud en hadden een akkoord bereikt.
Vervolgens komt uitgerekend op 18 januari jl. de factuur van [persoon 2] ter sprake en zijn partijen het niet eens over wie deze factuur zou moeten betalen. Uitgaande van deze discussie krijg ik op 19 januari jl. een e-mail van de heer [directeur Minerva] met het verzoek om de overeenkomst weer aan te passen. Dat ga ik niet doen, omdat partijen op 15 januari jl. overeenstemming hadden bereikt over de inhoud ervan. Op basis van deze overeen-stemming heb ik op 18 januari jl. de finale versie per e-mail aan partijen verzonden. (…)
2.8.
De in 2.6 aangehaalde conceptovereenkomst is niet ondertekend. Bilal heeft de in de concept overeenkomst genoemde betalingen niet verricht. Bij brief van 12 februari 2016 heeft de advocaat van Minerva namens Minerva een beroep gedaan op haar recht de verdere uitvoering van de verplichtingen van Minerva op te schorten zolang Bilal zich niet aan de volgens Minerva overeengekomen betalingsafspraken hield.

3.Beoordeling

3.1.
In eerste aanleg heeft Minerva betaling gevorderd van een bedrag van € 60.000,00 exclusief btw en te vermeerderen met rente en incasso- en proceskosten. Daartoe heeft Minerva samengevat aangevoerd dat tussen haar en Bilal een overeenkomst tot stand is gekomen over de werkzaamheden die Minerva voor Bilal zou uitvoeren en over de vergoeding die Bilal daarvoor aan Minerva is verschuldigd. Tegen die vordering heeft Bilal verweer gevoerd.
3.2.
De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep, samengevat, als volgt overwogen. Op 6 januari 2016 is overeenstemming bereikt, welke overeenstemming is terug te vinden in de door de advocaat van Bilal opgestelde conceptovereenkomst die ter ondertekening aan beide partijen is toegestuurd. Het bestaan van de overeenkomst was niet aan enige nog te vervullen voorwaarde gebonden. De discussie tussen partijen of bepaalde externe kosten in de overeenkomst begrepen waren, doet daaraan niet af. Aannemelijk is dat het merendeel van de werkzaamheden waarop de overeengekomen vergoeding betrekking heeft, zijn uitgevoerd. Minerva heeft zich voor verdere uitvoering van haar werkzaamheden terecht op een opschortingsrecht beroepen. Niet onderbouwd is dat Minerva tekort is geschoten bij de uitvoering van haar werkzaamheden. Op grond van het een en ander heeft de rechtbank de vordering inclusief nevenvorderingen toegewezen.
3.3.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering is Bilal met haar grieven opgekomen.
Minerva heeft in haar memorie van antwoord bezwaar gemaakt tegen de haars inziens onduidelijke grieven van Bilal en aangevoerd dat die onduidelijkheid haar in haar verdediging heeft bemoeilijkt.
Het hof ziet daarin aanleiding om de grieven van Bilal allereerst op hun duidelijkheid te beoordelen.
De grieven richten zich tegen wat de rechtbank onder 4.2, 4.4 onderscheidenlijk 4.5 en 4.6 van het aangevallen vonnis heeft overwogen. Bilal heeft daartoe weliswaar aangevoerd dat de rechtbank een onjuiste afweging heeft gemaakt, maar heeft daarbij niet concreet toegelicht waarom zij het met die overwegingen niet eens is. In essentie heeft Bilal volstaan met het herhalen van wat zij in eerste aanleg heeft aangevoerd.
Het hof leest daardoor in de stellingen van Bilal in hoger beroep niet meer dan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen (grief I), dat de overeengekomen vergoeding eveneens ziet op reeds uitgevoerd werk (grief II) en dat die vergoeding verschuldigd is, ongeacht of nog werkzaamheden zouden moeten plaatsvinden (grief III), zoals Bilal in randnummers 5. en 6. van haar memorie heeft verwoord. Uit de memorie van antwoord maakt het hof op dat ook Minerva de grieven van Bilal op deze manier heeft begrepen. Meer of andere aspecten van het aangevallen vonnis zal het hof dan ook niet beoordelen.
De enkele mededeling aan het begin van de memorie van grieven dat het de bedoeling is dat de zaak in volle omvang door het hof beoordeeld moet worden, is in dit kader onvoldoende concreet. De grieven kunnen derhalve in zoverre geen doel treffen.
3.4.
Wat betreft grief I geldt het volgende.
3.4.1.
Een overeenkomst komt tot stand indien en zodra een aanbod van de ene partij door de andere partij wordt aanvaard. Een aanbod is een eenzijdig gerichte rechtshandeling die door enkele aanvaarding een overeenkomst doet ontstaan. Van een aanbod kan slechts sprake zijn indien het alle essentiële elementen van de te sluiten overeenkomst bevat. De vraag of tussen partijen een bindende overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden hebben mogen afleiden en dient beoordeeld te worden aan de hand van alle relevante omstandigheden van dit geval. Voorts is van belang dat voor de overeenkomst hier aan de orde geen (wettelijke) vormvoorschriften golden, zodat de overeenkomst ook mondeling tot stand kon komen en aanbod en aanvaarding in beginsel ook in een of meerdere gedragingen besloten kunnen liggen.
3.4.2.
Uit de hiervoor onder 2.4 en 2.6 weergegeven feiten, waartegen Bilal geen grieven heeft gericht, een en ander in samenhang bezien, volgt dat tussen partijen wilsovereenstemming was bereikt over welke werkzaamheden Minerva tegen vergoeding voor Bilal zou uitvoeren en welke vergoeding Bilal daarvoor aan Minerva diende te betalen en wanneer. De overeengekomen werkzaamheden hielden in het ondersteunen van Bilal bij het reserveren van een perceel grond en het coördineren en indienen van een omgevingsvergunning bij de gemeente, waarvoor Bilal een bedrag van € 60.000,00 exclusief btw aan Minerva is verschuldigd. Dit een en ander heeft Minerva in expliciete bewoordingen in bedoeld e-mailbericht van 6 januari 2016 aan Bilal bevestigd, met het verzoek per omgaande te reageren indien die bevestiging niet juist zou zijn. Het staat vast dat Bilal niet per omgaande heeft gereageerd, laat staan dat zij toen heeft gesteld dat de bevestiging door Minerva niet zou stroken met wat tussen partijen is afgesproken. Integendeel, de door Bilal ingeschakelde advocaat Cekic heeft vervolgens op 18 januari 2016 aan Minerva een concept overeenkomst met gelijke essentialia voorgelegd, ter ondertekening door beide partijen, en daaraan op 21 januari 2016 vastgehouden op het moment dat Minerva enerzijds op ondergeschikte onderdelen van het concept om (redactionele/taalkundige) wijzigingen verzocht en anderzijds voorstelde alsnog de door Minerva gebruikte algemene voorwaarden toepasselijk te verklaren.
3.4.3.
Uit voormelde omstandigheden volgt naar het oordeel van het hof dat partijen voor of op 18 januari 2016 een overeenkomst hebben gesloten, als door Minerva gesteld. Deze omstandigheden, op zichzelf beschouwd en in onderling verband bezien, zijn immers voldoende om te kunnen vaststellen dat Bilal het aanbod van Minerva heeft aanvaard. Dat Minerva na 18 januari 2016 nog heeft gepoogd overeenstemming te bereiken over enkele wijzigingen doet daaraan niet af.
3.4.4.
Voor zover er bij Bilal een andere perceptie bestond van wat tussen partijen zou gelden, bijvoorbeeld aangaande de externe kosten van [persoon 2 B.V.], doet dat niet ter zake. Het gaat er immers om wat Minerva gerechtvaardigd mocht aannemen op basis van de uitlatingen door en namens Bilal. Of de kosten van dat staalconstructiebedrijf in de door Bilal aan Minerva verschuldigde vergoeding zijn begrepen, zoals Bilal stelt en Minerva bestrijdt, is een kwestie van uitleg en, gezien het voorgaande, geen voorwaarde voor totstandkoming van de overeenkomst tussen partijen. Die kwestie van uitleg ligt overigens niet ter beoordeling aan het hof voor, nu het debat van partijen zich daartoe niet uitstrekt.
3.4.5.
Het voorgaande leidt ertoe dat de grief I zonder succes is voorgesteld.
3.5.
De grieven II en III zien allebei op de vergoeding en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.5.1.
Het hof stelt daarbij voorop dat in de stellingen van Bilal geen beroep is te lezen op nakoming door Minerva dan wel op een gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst en evenmin op verrekening van de vordering van Minerva met een tegenvordering. Bilal heeft daardoor niets aangevoerd wat kan leiden tot het vervallen van haar verplichting om tot betaling over te gaan, als door Minerva gevorderd.
3.5.2.
In het e-mailbericht van 6 januari 2016 en de door Bilals advocaat ter ondertekening opgestelde overeenkomst, een en ander weergegeven onder 2.4 en 2.6, is zonder enig voorbehoud of voorwaarde een schema van betaling opgenomen op basis waarvan Bilal de met Minerva overeengekomen vergoeding in termijnen diende te voldoen. Noch in het e-mailbericht noch in bedoelde overeenkomst is een verband gelegd tussen dat betaalschema en de voortgang van de werkzaamheden. De conclusie is dan ook dat de in het e-mailbericht onderscheidenlijk de overeenkomst vermelde bedragen van € 30.000,00 exclusief btw en € 10.000,00 exclusief btw opeisbaar zijn geworden per de daarvoor genoemde data.
3.5.3.
Voorts geldt dat, naar van de zijde van Bilal bij gelegenheid van het pleidooi is erkend, Minerva werkzaamheden voor Bilal heeft verricht. Die werkzaamheden zien op het door Minerva in december 2015 ten behoeve van Bilal bij de gemeente indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning en op het, mede op de inspanningen van Minerva daartoe, door de gemeente aan Bilal doen van een aanbod voor de levering van het perceel grond aan de [straat] in Amsterdam. Bilal heeft niet gesteld dat Minerva in die werkzaamheden tekort is geschoten. Voor zover in de stellingen van Bilal een beroep schuilt op opschorting van haar betalingsverplichting ter zake, faalt dat dan ook.
3.5.4.
Bilal kan Minerva evenmin met succes tegenwerpen dat zij haar werkzaamheden voor Bilal niet heeft voltooid en Bilal verder niet heeft bijgestaan in de na de ingediende aanvraag door de gemeente daarover gestelde vragen en dienaangaande gevraagde nadere informatie en stukken. Minerva heeft immers vanwege het uitblijven van de overeengekomen deelbetaling per 15 januari 2016 per brief van 12 februari 2016 haar werkzaamheden opgeschort en mogen opschorten.
3.5.5.
Een en ander leidt ertoe dat de grieven II en III evenmin doel kunnen treffen.
3.6.
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Bilal zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Bilal in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Minerva begroot op € 1.952,00 aan verschotten en € 5.877,00 voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, J.F. Aalders en W.F. Boele, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2018.