ECLI:NL:GHAMS:2018:2025

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
23-002887-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake diefstal met geweld in woning

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van diefstal met geweld in de woning van het slachtoffer, gepleegd op 2 juni 2016 te Purmerend. De verdachte en een vriend hebben de aangever bedreigd met messen en een hamer, hem vastgebonden en gedwongen om geld en waardevolle spullen, waaronder horloges en een auto, af te geven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden als gevolg van de overval. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5000 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank had eerder een lagere schadevergoeding toegewezen, maar het hof oordeelde dat de benadeelde partij recht heeft op een hogere schadevergoeding vanwege de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002997-17
datum uitspraak: 19 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 15 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-860126-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 juni 2016 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2]) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
geld (een bedrag van ongeveer 7000,- euro) en/of
autosleutels en/of
een kentekenbewijs en/of
een auto (merk Lotus) en/of
een of meer horloge(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- die [slachtoffer] twee, althans een mes(sen) op/tegen zijn keel werden gedrukt en/of gedrukt werd(en) gehouden en/of getoond en/of
- die [slachtoffer] een hamer werd getoond en/of voorgehouden en/of
- de handen van die [slachtoffer] op de rug van die [slachtoffer] werden vastgebonden en/of
- die [slachtoffer] (daarbij) een of meer woord(en) werd(en) toegevoegd van de strekking: "Mijn vrienden weten je te vinden, we gaan alles op internet zetten. Je krijgt een pistool in je mond. Ik heb er meer doodgeschoten, ik bind je vast aan een stoel en ik steek aanmaakblokjes onder je nagels in de brand." en/of "Ik heb deze hamer mee om je mee op je kop te slaan.".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 juni 2016 te Purmerend in een woning, gelegen aan de [adres 2] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en autosleutels en een kentekenbewijs en
een auto (merk Lotus) en horloges, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- [slachtoffer] twee messen werden getoond en
- [slachtoffer] een hamer werd getoond en
- de handen van [slachtoffer] op diens rug van werden vastgebonden en
- [slachtoffer] woorden werden toegevoegd van de strekking: "Mijn vrienden weten je te vinden, we gaan alles op internet zetten. Je krijgt een pistool in je mond. Ik heb er meer doodgeschoten, ik bind je vast aan een stoel en ik steek aanmaakblokjes onder je nagels in de brand." en/of "Ik heb deze hamer mee om je mee op je kop te slaan."
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk.
De raadsman heeft het hof verzocht de op te leggen straf te beperken tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met een (maximale) taakstraf gelet op de bijzondere omstandigheden van de zaak, het feit dat de verdachte spijt heeft van zijn daad, sprake was een incident, en gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
In de vroege avond van 2 juni 2016 zijn de verdachte en een vriend naar de woning van aangever gegaan. De aangever liet hen nietsvermoedend binnen nadat de verdachte hem had uitgelegd dat hij kleding en persoonlijke spullen kwam ophalen van [naam]. Deze [naam] was bevriend met de verdachte en had tot kort voordien als pleegdochter bij de aangever en zijn vrouw gewoond. De aangever zou een seksuele relatie met de destijds 16-jarige [naam] hebben gehad die in de ogen van de verdachte ongepast was.
De verdachte heeft de aangever met een coaxkabel vastgebonden, heeft hem meegenomen messen en een hamer getoond, waaronder een stanleymes, en heftige dreigementen jegens hem geuit. De aangever heeft zijn kluis moeten (laten) openen en de verdachte heeft hier geld, horloges en het kentekenbewijs van de auto van aangever uit weggenomen. De aangever moest eveneens aanwijzen waar zijn autosleutels, die door de verdachte zijn weggenomen, lagen en een audiobericht voor [naam] inspreken waarin hij moest zeggen dat de Lexus voor [naam] was als goedmakertje.
Deze voor de aangever intimiderende en vernederende situatie heeft ruim een half uur geduurd. Nadat de verdachte de woning voor het eerst had verlaten is hij nog twee maal teruggekeerd om de aangever instructies te vragen voor het gebruik van diens auto. De aangever heeft verklaard dat hij in deze tijdspanne grote angsten heeft doorstaan. Uiteindelijk is de verdachte definitief verdwenen met medeneming van geld, horloges, het kentekenbewijs en de kostbare auto van de aangever.
Door te handelen als bewezen verklaard heeft de verdachte op zeer brute en angstaanjagende wijze de aangever overvallen, vastgebonden, bedreigd en bestolen in zijn eigen woning, de plek bij uitstek waar iemand zich veilig moet weten.
Dat de verdachte heeft verklaard dat hij handelde vanuit het gevoel dat hij moest opkomen voor [naam], met wie hij geen liefdesrelatie had, maakt dit niet anders. De verdachte heeft het recht in eigen hand genomen en had andere wegen kunnen en moeten bewandelen.
Het hof rekent het hem met name zwaar aan dat hij de situatie enorm heeft laten escaleren en daarbij een angstaanjagend stanleymes heeft gebruikt.
Het bewezenverklaarde feit heeft niet alleen fysiek maar ook psychisch veel impact gehad op de aangever. Een dergelijke overval brengt gevoelens van onveiligheid met zich mee, niet enkel bij het slachtoffer en zijn gezinsleden maar tevens in de maatschappij.
Gelet op het bovenstaande kan slechts worden volstaan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof weegt in het voordeel van de verdachte dat hij blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 mei 2018 recent niet onherroepelijk is veroordeeld en ook na onderhavig feit niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
In het voorgaande ligt besloten dat naar het oordeel van het hof de vordering van de advocaat-generaal onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit en voorts, dat om dezelfde reden niet kan worden volstaan met een lagere straf dan de hieronder bedoelde, zoals bepleit door de raadsman.

Ten aanzien van het beslag

Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren. Deze zullen daarom worden verbeurd verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.270,30 en is samengesteld uit 2770,30 aan materiële schade en
€ 7500 aan immateriële schade. Hiernaast heeft de benadeelde partij proceskosten ter hoogte van € 4401,98 gevorderd. De vordering tot schadevergoeding is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2000. De gevorderde proceskosten zijn toegewezen tot een bedrag van € 150. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vorderingen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid schatten op € 5000.
De verdachte is in zoverre tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van die schade.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering voor zover deze ziet op de materiële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, op de hierna te noemen wijze.
De (hoogte van de) gevorderde proceskosten zijn van de zijde van de verdachte niet weersproken. Het hof zal overeenkomstig de vordering van de benadeelde partij beslissen en de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij toewijzen tot het bedrag van € 4401,98.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1
stk mes, vlees (333939)
1
stk stanleymes (333941)
1
stk hamer (332047)
1
stk kabel (617687).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.000 (vijfduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van de uitspraak begroot op
€ 4.401,98 (vierduizend vierhonderdéén euro en achtennegentig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.000 (vijfduizend euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
zestig (60 ) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 2 juni 2016.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juni 2018.
[…]