ECLI:NL:GHAMS:2018:2021
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek omgangsregeling wegens zwaarwegende belangen van het kind na langdurige procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen een vader en zijn dochter. Na acht jaar procederen heeft het hof besloten het verzoek van de vader af te wijzen, omdat het in strijd zou zijn met de zwaarwegende belangen van het kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.P.M. Schellekens, en de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.L. Kock, hebben beiden hun standpunten gepresenteerd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een adviserende rol gespeeld in deze procedure.
Het hof heeft in zijn overwegingen de rapportages van deskundigen, waaronder drs. S. Kanselaar en drs. H.S. Koppejan-Luitze, betrokken. Kanselaar concludeerde dat er geen hechtingsrelatie tussen de dochter en de vader bestaat en dat de moeder niet in staat is om de dochter te ondersteunen in het contact met de vader. De moeder vertoont problematiek die het contact met de vader belemmert, en de dochter heeft expliciet aangegeven geen omgang met de vader te willen. Het hof heeft vastgesteld dat eerdere interventies en maatregelen niet hebben geleid tot verbetering van de situatie.
Het hof oordeelt dat het opleggen van een omgangsregeling onder de huidige omstandigheden niet in het belang van de dochter zou zijn. De langdurige juridische procedures hebben extra druk en spanning op de moeder gelegd, wat de situatie voor de dochter niet ten goede komt. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke ouder zijn eigen kosten draagt. De moeder blijft wel verplicht om mogelijkheden te zoeken voor contactherstel tussen de dochter en de vader.