ECLI:NL:GHAMS:2018:2010

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
200.228.449/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder en inzage in de opdracht

In deze zaak heeft appellant, hierna aangeduid als klager, op 29 november 2017 een beroepschrift ingediend bij het Gerechtshof Amsterdam tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 31 oktober 2017. De kamer had de klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond verklaard. Klager was van mening dat hij recht had op inzage in de opdracht aan de gerechtsdeurwaarder, maar het hof oordeelde dat klager geen recht had op deze inzage. Het hof ging ervan uit dat de gerechtsdeurwaarder, als openbaar ambtenaar, over een voldoende last beschikte voor zijn optreden, tenzij het tegendeel zou worden bewezen. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 5 april 2018, waar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft de stukken van de eerste instantie bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat er geen nieuwe feiten of argumenten zijn die de beslissing van de kamer zouden kunnen weerleggen. De beslissing van de kamer is dan ook bevestigd, en het hof heeft zich verenigd met de beoordeling van de kamer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.228.449/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/617268 / DW RK 16/1128
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 19 juni 2018
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellant,
tegen
[naam],
voorheen gerechtsdeurwaarder te [plaats],
thans toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: [naam].

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 29 november 2017 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 31 oktober 2017 (ECLI:NL:TGDKG:2017:213). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) ongegrond verklaard.
1.2.
Op 30 november 2017 heeft klager een bijlage behorend bij het beroepschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 29 december 2017 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 5 april 2018. Klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.De standpunten van partijen

De standpunten van partijen blijken uit de beslissing waarvan beroep.

5.De beoordeling

5.1.
Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. Het hof voegt daaraan nog toe dat klager geen recht heeft op inzage in de opdracht aan de gerechtsdeurwaarder. Het hof gaat ervan uit, behoudens tegenbewijs dat niet is geleverd, dat deze openbaar ambtenaar voor zijn optreden over een voldoende last beschikt.
5.2.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.

6.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2018 door de rolraadsheer.