ECLI:NL:GHAMS:2018:2010
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder en inzage in de opdracht
In deze zaak heeft appellant, hierna aangeduid als klager, op 29 november 2017 een beroepschrift ingediend bij het Gerechtshof Amsterdam tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 31 oktober 2017. De kamer had de klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond verklaard. Klager was van mening dat hij recht had op inzage in de opdracht aan de gerechtsdeurwaarder, maar het hof oordeelde dat klager geen recht had op deze inzage. Het hof ging ervan uit dat de gerechtsdeurwaarder, als openbaar ambtenaar, over een voldoende last beschikte voor zijn optreden, tenzij het tegendeel zou worden bewezen. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 5 april 2018, waar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft de stukken van de eerste instantie bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat er geen nieuwe feiten of argumenten zijn die de beslissing van de kamer zouden kunnen weerleggen. De beslissing van de kamer is dan ook bevestigd, en het hof heeft zich verenigd met de beoordeling van de kamer.