ECLI:NL:GHAMS:2018:1999

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
23-003025-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van een jeugdzorgwerker met dodelijke gevolgen en de gevolgen voor de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1968, werd beschuldigd van het bedreigen van een jeugdzorgwerker, [slachtoffer], in de periode van 1 december 2015 tot en met 2 mei 2016. De bedreigingen waren ernstig van aard en omvatten uitspraken die gericht waren tegen het leven van de jeugdzorgwerker en haar gezin. De verdachte heeft tijdens telefoongesprekken dreigende woorden geuit, zoals het beloven van geweld en het in gevaar brengen van het gezin van de jeugdzorgwerker. Het hof heeft vastgesteld dat de bedreigingen voldoende steun vinden in de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbaal van aangifte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 40 uren. De verdachte moet zich onthouden van contact met de jeugdzorgwerker. Het hof heeft de ernst van de bedreigingen en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003025-16
datum uitspraak: 18 juni 2018
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 augustus 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-115467-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1968,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2015 tot en met 02 mei 2016 te De Goorn, [gemeente] en/of te Hensbroek, [gemeente] en/of te Avenhorn, [gemeente] , althans te Nederland [slachtoffer] (jeugdzorgwerker bij [(..)] ) (telefonisch) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Tijdens mijn time-out in Portugal zal ik mensen regelen die je gaan omleggen" en/of "Je moet achterom kijken, ik schakel mijn kennissen wel in, ik schiet een kogel door je kop heen" en/of "Ik zal jou opzoeken en ik zal een kogel door je kop schieten" en/of "Ik weet waar je woont en ik zal niet alleen jou maar ook jouw gezin doodschieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en tot een andere strafoplegging komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 december 2015 tot en met 2 mei 2016 in Nederland [slachtoffer] , jeugdzorgwerker bij [(..)] , (telefonisch) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Tijdens mijn time-out in Portugal zal ik mensen regelen die je gaan omleggen" en "Je moet achterom kijken, ik schakel mijn kennissen wel in, ik schiet een kogel door je kop heen" en "Ik zal jou opzoeken en ik zal een kogel door je kop schieten" en "Ik weet waar je woont en ik zal niet alleen jou maar ook jouw gezin doodschieten".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aangifte van 3 mei 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en ondertekend door [verbalisant 2] (doorgenummerde p. 15-19).
Dit proces-verbaal houdt in als de op 2 mei 2016 afgelegde verklaring van
aangeefster [naam 1], voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als jeugdzorgwerker bij [(..)] bij het Zorgteam Koggenland. Ik werk vanuit [gemeente] op [adres 2] , binnen de [gemeente] .
Een collega vroeg mij of ik haar wilde helpen bij [de begeleiding] van een gezin waarin huiselijk geweld had plaatsgevonden. Dit gezin bestaat uit [verdachte] en [naam 2] en [hun] drie kinderen. Begin december 2015 ben ik in het gemeentehuis samen met een collega in gesprek gegaan met [verdachte] en [naam 2] . Het gesprek ging onder andere over de psychische toestand van [verdachte] en over de veiligheid van de kinderen. Tijdens het gesprek merkte ik dat [verdachte] erg in de war was. Hij was druk en [vond dat] de hele wereld tegen hem was. Ook was hij luidruchtig en verbaal agressief. Hij liep meerdere malen weg tijdens ons gesprek. Eén of twee dagen na het gesprek werd ik gebeld door [verdachte] . Hij kwam bij mij klagen. Hij zou door mij naar Portugal moeten voor een time-out en mocht ook niet meer alleen bij zijn kinderen zijn. Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen dat ik achterom moest kijken. Hij zou tijdens zijn time-out in Portugal mensen regelen die mij zouden gaan omleggen. Hij zou allerlei connecties hebben met personen.
Ik schrok me rot. De eerste twee weken van december 2015 heeft [verdachte] mij zeker wel vijf keer mobiel gebeld.
Ik herkende het nummer van [verdachte] , omdat hij in mijn mobiele telefoongids staat. [verdachte] schreeuwde toen via zijn mobiele telefoon mij allerlei verwensingen toe als: “Je moet achterom kijken, ik schakel mijn kennissen wel in, ik schiet een kogel door je kop heen”.
Hij zei letterlijk tegen mij: “Ik zal je [je] bemoeienis met mijn vrouw en gezin wel betaal[d] zetten”. In januari 2016 belde [verdachte] mij weer op. Ik hoorde hem toen zeggen dat hij erg in de war was in de periode voordat hij naar Portugal ging. Ik heb toen weer een gesprek met [verdachte] gepland. Dit gesprek zou gaan over de zorg van zijn drie kinderen en dat [verdachte] hulp zou gaan zoeken voor zijn psychische toestand. In februari 2016 had ik op het gemeentehuis weer een één op één gesprek met [verdachte] . Ik hoorde [verdachte] [toen] zeggen dat ik zijn kinderen had afgepakt.
Ik hoorde hem tegen mij schreeuwen dat ik mij niet met zijn leven mag bemoeien. Het zou allemaal mijn schuld zijn. Ik hoorde [verdachte] tijdens dat gesprek ineens schreeuwen: “Ik zal jou opzoeken en ik zal een kogel door je kop schieten”. Ik hoorde hem tegen mij zeggen: “Ik weet waar je woont en ik zal niet alleen jou, maar ook mijn gezin doodschieten”. Ik voelde mij hierdoor bedreigd, mede omdat [verdachte] nu ook mijn gezin erin betrok. Ik zit niet meer op deze zaak, omdat [verdachte] op dit moment grote invloed heeft op mijn dagelijks functioneren thuis en op mijn werk. Op 2 mei 2016 heeft [verdachte] mij meerdere malen op de huistelefoon en mobiele telefoon gebeld. Die dag heeft hij in totaal meer dan 15 keer geprobeerd te bellen op mijn vaste huistelefoon.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 13 mei 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde p. 27-29).
Dit proces-verbaal houdt in
- als de op 13 mei 2016 afgelegde verklaring van
getuige [getuige 1], voor zover van belang en
zakelijk weergegeven:
Ik ben sinds 1 januari 2015 de leidinggevende van [naam 1] . Ik heb haar leren kennen als een professionele, zeer ervaren jeugd- en gezinsmedewerkster. Zij is een nuchtere vrouw, niet snel ergens van onder de indruk. Zij heeft een groot incasseringsvermogen. Zij is niet gauw van haar stuk te brengen door cliënten. Complexe gezinscasus worden vaak aan haar toegewezen.
In 2014 was onze afdeling Leerplicht al met de [familie] bezig. De problematiek in het gezin had [ermee] te maken dat een van hun zonen het tempo op school niet kon bijhouden.
De school adviseerde toen speciaal onderwijs. Dit werd absoluut niet geaccepteerd door [verdachte] en [naam 2] . Het schoolbestuur en de leerkrachten hadden hier ook last van. [verdachte] was toentertijd agressief en niet meewerkend.
U vraagt mij wat ik er zelf van heb meegekregen dat [naam 1] met de dood is bedreigd door [verdachte] . Begin dit jaar gaf [naam 1] al aan dat [verdachte] haar weer belde. Ze had toen opgenomen en de telefoon op de luidspreker gezet. Ik hoorde toen een man schreeuwen en schelden tegen [naam 1] . Ik hoorde toen benamingen als ‘hoer’.
U vraagt mij op welk moment ik het gevoel had dat het niet goed ging met [naam 1] . Ik merkte dat [naam 1] de telefoon niet meer opnam op het werk. Zij praatte heel veel over [verdachte] en de manier waarop [verdachte] haar bedreigde. Als [naam 1] aangeeft dat zij het zat is, dan is dat ook het moment dat ze alles heeft gegeven. Zij gaf aan dat [verdachte] haar bedreigd had en dat hij wist waar zij woont. Hij zou haar gaan opzoeken en haar gezin wat aandoen.
U vraagt mij op welk moment ik het gevoel had dat [naam 1] niet meer kon functioneren op haar werk. Dit was in maart 2016. Ik heb haar toen van de zaak [verdachte] afgehaald. 2 mei 2016 was echt de druppel. Toen stortte zij in. Ik hoorde haar toen ook zeggen dat zij diverse oproepen gemist had. Zij wist dat dit [verdachte] moest zijn geweest. Ik zag toen voor het eerst echt angst in haar ogen.
Wat ik ook wil zeggen is dat [verdachte] op 2 mei 2016 ’s avonds had gebeld naar het bedrijf. Toen de telefoniste zei dat [naam 1] vrij was, zei hij dat hij dan genoeg wist en dat hij dan naar haar huis zou gaan. De telefoniste voelde zich daar onaangenaam bij en had mij hierover gemaild. Ik laat u de mail lezen.
- en als de mededeling van voornoemde verbalisant, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik lees het bovenstaande bericht: “Meneer [verdachte] heeft gebeld met de receptie ( [naam 3] ) en vroeg naar [naam 1] . Omdat zij er niet was kon [naam 3] niet doorverbinden en toen heeft meneer boos opgehangen met de woorden: dan zoek ik haar wel op in Obdam. (..)”
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 13 mei 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde p. 30-33).
Dit proces-verbaal houdt in als de op 13 mei 2016 afgelegde verklaring van
getuige [getuige 2], voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben het afdelingshoofd van [naam 1] bij de [gemeente] . Ik ken [naam 1] denk ik al 2 à 3 jaar, vanaf het moment dat zij bij ons is komen werken. Ik heb haar leren kennen als een hardwerkende, zeer kundige en nuchtere collega die van wanten weet. Ik heb haar nooit eerder bang meegemaakt of gezien. Zij kan enorm relativeren.
U vraag wat ik er zelf van heb meegekregen dat [naam 1] met de dood is bedreigd door [verdachte] . Eind 2015 werd het gedrag van [verdachte] naar [naam 1] toe erger. Hij schreeuwde en werd verbaal agressief als hij samen met Angelique een gesprek met [naam 1] had op het gemeentehuis. Mijn kantoor zit een paar deuren verder[op], in dezelfde gang, en ik hoorde hem dan schreeuwen tegen [naam 1] . Ik hoorden hem dan zeggen: “kankerhoer” en nog veel meer scheldwoorden.
Vanaf begin dit jaar begon [naam 1] zich te uiten naar mij en andere collega’s [en zei] dat ze dit nog nooit eerder had meegemaakt, zoals [verdachte] haar behandelde.
Ik maak mij grote zorgen om haar omdat ik al een keer eerder van haar had gehoord “dat hij haar op zou gaan zoeken”, “ik weet waar je woont, ik zoek je op, je moet over je schouder kijken, ik pak jouw gezin, ik pak jou”. Dit was in de periode dat [verdachte] naar Portugal ging. Ik hoorde [naam 1] toentertijd zeggen dat [verdachte] tegen haar had gezegd, dat hij vrienden zou hebben, die hij vanuit Portugal een seintje zou geven om haar wat aan te doen. U vraagt mij op welk moment ik het gevoel had dat [naam 1] niet meer kon functioneren op haar werk. Zeker op 2 mei 2016. Ze is tot 2 mei 2016 blijven werken, maar ik zag al een tijd dat de bedreigingen van [verdachte] haar zo hadden geraakt, dat zij zich zowel privé als op het werk niet meer goed voelde. Sinds 2 mei 2016 heb ik constant telefonisch contact met haar gehad, waarbij zij emotioneel is. Zij is echt heel bang voor wat [verdachte] haar of haar gezin gaat aandoen.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 21 mei 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde p. 6-7).
Dit proces-verbaal houdt in als
relaas van devoornoemde
verbalisant, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 18 mei 2016 had ik, verbalisant, telefonisch contact met [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1968 te [geboorteplaats 1] . Hij vertelde mij dat hij vond dat de school van zijn twee jongste kinderen en de gemeente niet goed hebben gehandeld en dat zij [het hof begrijpt: de kinderen] ongewenst en onrechtmatig van school waren gegaan. [verdachte] nam dat vooral Veilig Thuis en [naam 1] zeer kwalijk.
Bauer zei dat hij nu wel weet dat mensen bang van hem waren, maar dat hij nu een minder directe manier van benaderen heeft. [verdachte] zei dat hij nu beter met mensen kan praten dan vroeger en dat zij nu niet meer bang van hem hoeven te zijn.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde p. 46-53).
Dit proces-verbaal houdt in als de op 1 juni 2016 afgelegde
verklaring van de verdachte, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ken [naam 1] . Onze relatie is verstoord. U vraagt mij of ik haar veel heb gebeld. Ik heb haar wel gebeld. Ik belde haar, zij nam op en nadat ik mij bekend had gemaakt, beëindigde zij het gesprek. Ik heb vorig jaar een burn-out gehad. Ik ben erg geschrokken van wat mij is overkomen. Ik heb daarvoor hulp gezocht en gevonden in Portugal. Een dag voor kerst ben ik naar Portugal gegaan. Ik was er verschrikkelijk aan toe. Na tweeënhalve week ben ik teruggekomen. U vraagt mij of ik mij kan herinneren dat ik in februari 2016 op het gemeentehuis een één op één gesprek heb gehad met mevrouw [naam 1] . Ja, dat kan ik mij goed herinneren.
Ik heb [daarvoor] zelf het contact gezocht met de gemeente. Ik heb daarbij ook met [naam 1] gesproken. Ik heb mijn excuses aangeboden voor mijn gedrag in 2015.
6. De
verklaring van de verdachteop de terechtzitting in eerste aanleg van 9 augustus 2016, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Ik heb inderdaad in december 2015 een gesprek gehad op het gemeentehuis. [naam 1] was daar ook bij.

Nadere bewijsoverweging en beslissing op een verzoek tot het horen van getuigen

Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de door de aangeefster [slachtoffer] gereleveerde feiten en omstandigheden voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , in het bijzonder waar het betreft de omstandigheid dat de aangeefster, die niet ‘voor een kleintje vervaard was’, in verband met de bedreigingen door de verdachte niet langer in staat was om haar taken op haar werk naar behoren te vervullen.
Het hof wijst het ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juni 2018 gedane verzoek van de verdediging om de huisarts [naam 4] en de ex-partner van de verdachte [naam 2] als getuigen te horen af, bij gebrek aan noodzaak daartoe, omdat het hof zich voldoende voorgelicht acht. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat het hof hetgeen de aangeefster over mededelingen van [naam 4] heeft verklaard en hetgeen [naam 2] heeft verklaard niet voor het bewijs bezigt. Daarbij komt dat niet aangevoerd of aannemelijk geworden dat deze twee personen kunnen verklaren over de ten laste gelegde gedragingen; zij waren daarbij immers niet tegenwoordig.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (telefonische) bedreigingen van een jeugdzorgwerker.
De bedreigingen, die buitengewoon naar en indringend van karakter waren, ook omdat zij mede gericht waren tegen het gezin van het slachtoffer, hebben bij haar ernstige gevoelens van onveiligheid teweeggebracht. De bedreigingen hebben zelfs tot gevolg gehad dat het slachtoffer haar werkzaamheden als jeugdzorgwerker niet meer kon uitvoeren. De verdachte dient tot zich te laten doordringen dat hij deze feiten heeft begaan jegens een hulpverlener die tot taak had bij te dragen aan het welzijn van de kinderen van de verdachte. Dat de verdachte en de diverse hulpverleners, zo is uit het dossier wel gebleken, het bepaald niet altijd eens zijn over hetgeen in het belang van de kinderen is, geeft hem op geen enkele wijze het recht om te handelen als hij heeft gedaan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 mei 2018 is hij in 2010 onherroepelijk schuldig verklaard aan bedreigingen, onder meer van een gezagsdrager. Dit weegt in zijn nadeel.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken passend en geboden. Hiermee wordt enerzijds de ernst van de thans bewezen feiten tot uitdrukking gebracht, terwijl hiermee anderzijds wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Daarnaast tracht het hof, door het stellen van een daartoe strekkende bijzondere voorwaarde, de aangeefster te vrijwaren van ieder verder contact met de verdachte.
Het hof ziet geen grond om in dit arrest de door de raadsman verzochte overweging inzake het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag op te nemen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich onthoudt van het (laten) leggen van elke vorm van direct of indirect contact met [naam 1] , geboren [geboortedag 2] 1976 te [geboorteplaats 2] .
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. R. Kuiper en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 juni 2018.
[…]