ECLI:NL:GHAMS:2018:1979

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
23-001282-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot oplichting en valsheid in geschrift in de reisbranche

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplegen van poging tot oplichting en valsheid in geschrift. De zaak betreft een poging tot oplichting van de Stichting Garantiefonds Specialistische Touroperators door het indienen van een vals schadeformulier en een valse factuur. De verdachte had zich voorgedaan als een bonafide vakantieboeker en had geprobeerd om een schadevergoeding te verkrijgen voor een reis die nooit had plaatsgevonden. De verdachte had in de periode van 5 juni 2015 tot en met 31 augustus 2016, samen met anderen, geprobeerd om de benadeelde partij te bewegen tot afgifte van een geldbedrag van 15.416,50 euro door gebruik te maken van valse documenten. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal de bewezenverklaring van de feiten gevorderd, terwijl de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 22c, 22d, 45, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001282-17
datum uitspraak: 6 april 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-845145-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1954,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 juni 2015 tot en met 31 augustus 2016, te Zaandam en/of Wormerveer en/of Amsterdam, in elk geval een of meer plaats(en) in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door samenweefsel van verdichtselen, de [benadeelde 1] te bewegen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 15.416,50 Euro (ter vergoeding van geleden schade), in elk geval enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van haar mededader(s), althans alleen, (achtereenvolgens dan wel in een andere volgorde, maar wel in onderling samenhang) (telkens)
- een vals of vervalst schadeformulier (D-030 p. 1/12) en,
- een valse of vervalste factuur met factuurnummer 05.06.2015 en klantnummer 7250 (D-022, p. 2/12 t/m 4/12),
- bij de melding aan de [benadeelde 1], al dan niet via een tussenpersoon, heeft verstrekt en/of heeft overgelegd; (er was namelijk in het geheel geen sprake van het op die factuur en/of schadeformulier, vermelde betaling en/of geboekte reis) en,
- zich aldus voorgedaan als zijnde een bonafide vakantieboeker en/of schadelijder en/of schademelder, en aldus [benadeelde 1] te bewegen tot bovenomschreven afgifte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 juni 2015 tot en met 31 augustus 2016, te Zaandam en/of Wormerveer en/of Amsterdam, in elk geval een of meer plaats(en) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van een vals of vervalst geschrift te weten:
- een vals of vervalst schadeformulier (D-030 p. 1/12) en,
- een valse of vervalste factuur met factuurnummer 05.06.2015 en klantnummer 7250 (D-022, p. 2/12 t/m 4/12),
- zijnde (telkens) een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s), die/dat geschrift(en) aan de [benadeelde 1] heeft/hebben aangeboden en/of overgelegd en/of doen overleggen, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op
- deze factuur en/of,
- dit schadeformulier,
- een (reeds) geboekte en betaalde reis naar Turkije stond/stonden vermeld, terwijl deze boeking en/of betaling in werkelijkheid (telkens) niet heeft/hebben plaatsgevonden, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden, dat dit/deze geschriften bestemd was/waren voor zodanig gebruik.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide feiten.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van hetgeen de verdachte is ten laste gelegd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte op het moment van de boeking niet op de hoogte was van de financiële situatie van het reisbureau [naam 1]. De verdachte had twee leningen verstrekt aan de eigenaar van het reisbureau, [naam 2]. [naam 2] zou de reis boeken en betalen om één van deze leningen af te lossen. De verdachte mocht ervan uitgaan dat [naam 2] deze reis ook had betaald, aldus de raadsvrouw.
Voorts heeft de raadsvrouw onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 15 december 1998 (ECLI:NL:HR:1998:ZD1177) betoogd dat ook indien wordt bewezen dat sprake is van bewust oneerlijk zaken doen, dit niet kan worden gekwalificeerd als oplichting.
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt als volgt. De verdachte heeft bij de FIOD verklaard dat hij niet € 15.416,50 heeft betaald aan [naam 2] voor de reis. De verdachte had in 2011 een lening verstrekt aan [naam 2] en het was de bedoeling dat als de verdachte die vijftienduizend euro terug zou krijgen van het garantiefonds, dat het geldbedrag dan zou worden afgeboekt van de lening. Het hof concludeert op grond van deze verklaring dat de verdachte geen geld heeft betaald voor de reis, terwijl dit wel is vermeld in het schadeformulier en op de factuur. Deze geschriften zijn aldus vals en de verdachte heeft door hiervan gebruik te maken een poging gedaan de [benadeelde 1] op te lichten. Het door de raadsvrouw aangehaalde arrest maakt dit oordeel niet anders.
Anders dan de politierechter en met de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat sprake is van medeplegen. Het hof leidt uit het handschrift op het schadeformulier af dat dit formulier is ingevuld door de dochter van de verdachte – hetgeen door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep is bevestigd – en uit het dossier blijkt dat de verdachte de benodigde bescheiden daartoe naar zijn dochter heeft toegestuurd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 13 juli 2015 te Zaandam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid, de [benadeelde 1] te bewegen tot afgifte van een geldbedrag van 15.416,50 euro (ter vergoeding van geleden schade), valselijk
- een vals schadeformulier en,
- een valse factuur met factuurdatum 05.06.2015 en klantnummer 7250,
bij de melding aan de [benadeelde 1], via een tussenpersoon heeft verstrekt (er was namelijk in het geheel geen sprake van de op die factuur en schadeformulier vermelde betaling en geboekte reis) en zich aldus voorgedaan als zijnde een bonafide vakantieboeker en schadelijder, en aldus [benadeelde 1] te bewegen tot bovenomschreven afgifte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op 2 juli 2015 te Zaandam, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift te weten:
- een vals schadeformulier en,
- een valse factuur met factuurdatum 05.06.2015 en klantnummer 7250,
zijnde telkens een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en zijn mededader, die geschriften aan de [benadeelde 1] hebben overgelegd, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op
- deze factuur en,
- dit schadeformulier,
een reeds geboekte en betaalde reis naar Turkije stonden vermeld, terwijl deze boeking en betaling in werkelijkheid telkens niet heeft plaatsgevonden, terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1.
Een overzichtsproces-verbaal met dossiernummer 60115 en codenummer OPV-01 van 8 juli 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (pagina’s 1-11 van het dossier).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
In het strafrechtelijk onderzoek naar oplichting, gewoontewitwassen en valsheid in geschrift door [bedrijf]. en haar directeur [naam 2] is het opgevallen dat opvallend veel mensen met de Turkse nationaliteit uit Zaandam en omgeving een claim bij de [benadeelde 1] (hierna [benadeelde 1]) hebben ingediend waarbij zij aangaven dat zij contant hadden betaald.
Uiteindelijk bleek het om 22 claims te gaan waarbij klanten van [bedrijf]. een beroep
deden op het Garantiefonds en aangaven dat ze contant hadden betaald. Daarbij vielen ons direct drie dingen op:

de meeste reizen werden kort voor de “melding onvermogen” van [bedrijf] geboekt en betaald;

tegenover de contante betalingen staan geen bankstortingen;

er werd geboekt voor een veel hoger bedrag dan de gemiddelde reissom van € 2.800,- per boeking.
2.
Het hof neemt over uit het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondelinge vonnis waarvan beroep, bewijsmiddel 4.
3.
Een geschrift, zijnde een ingevuld schadeformulier van [benadeelde 2], [adres 2], gedagtekend op 13 juli 2015, blijkens stempel ontvangen bij [benadeelde 1] op 16 juli 2015 (pagina 78 van het dossier)
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Door het faillissement van de touroperator gaat mijn vakantie niet door. Het reisgeld is al wel (deels) betaald.
4.
Een geschrift, zijnde een factuur van [naam 1], gericht aan [benadeelde 2], [adres 2], met factuurdatum 5 juni 2015, klantnummer 7250 en boekingsnummer 21500499, onderdeel van een uitgeprint e-mailbericht van [benadeelde 2] aan [e-mailadres] van 10 juli 2015 (pagina’s 82 en 83 van het dossier).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Factuurdatum 5.6.2015
Klantnummer 7250
Confirmation
Te betalen: 15.416,50 EUR
Betaald: 15.416,50 EUR
Nog te betalen 0 EUR

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot oplichting.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot oplichting van de [benadeelde 1] ([benadeelde 1]). De verdachte heeft het doen voorkomen alsof hij een reis had geboekt met als doel om de [benadeelde 1] op te lichten en heeft met behulp van zijn dochter na het zogenaamd boeken van de reis een vals schadeformulier en een valse factuur aan de [benadeelde 1] verstrekt waarop is vermeld dat door het faillissement van zijn touroperator zijn vakantie niet doorgaat en dat hij contant heeft betaald. Zodoende heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van gebruikmaking van valse geschriften. De verdachte heeft op listige wijze geprobeerd om geld te krijgen van de [benadeelde 1], terwijl hij in werkelijkheid geen schade heeft geleden. Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in een factuur en schadeformulier moet kunnen worden gesteld ernstig geschaad.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 maart 2018 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 45, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 april 2018.
De oudste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]