In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 september 2017. De verdachte, geboren op 28 januari 1980, werd beschuldigd van mishandeling van een verpleegkundige in de Forensisch Psychiatrische Kliniek. De mishandeling vond plaats op 9 april 2017 en bestond uit het vastpakken van de nek en keel, het trekken aan de haren, het trappen tegen het bovenbeen en het slaan in het gezicht van het slachtoffer. Het hof heeft de tenlastelegging grotendeels bewezen verklaard, maar sprak de verdachte vrij van andere beschuldigingen.
De verdediging voerde aan dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was vanwege een psychische stoornis. Het hof heeft de psychiatrische rapportage van 11 juli 2017 in overweging genomen, waarin werd gesteld dat de verdachte mogelijk psychotisch was ten tijde van de mishandeling. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor volledige ontoerekeningsvatbaarheid, maar dat de verdachte wel verminderd toerekeningsvatbaar was.
De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 164 dagen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken geëist. Het hof heeft, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken op te leggen met een proeftijd van 2 jaren. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.