ECLI:NL:GHAMS:2018:1970

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
23-000576-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van verweer inzake onrechtmatige aanhouding en doorzoeking in strafzaak met betrekking tot drugsbezit en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1983, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en amfetamine, alsook voor het dragen van een verboden mes. De tenlastelegging betrof feiten die zich op 21 oktober 2016 in de gemeente Alkmaar hebben voorgedaan. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en een geldboete van €225,-. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 mei 2018 heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit op grond van onrechtmatig verkregen bewijs, stellende dat de aanhouding en doorzoeking van het voertuig onrechtmatig waren. Het hof heeft echter geoordeeld dat de aanhouding rechtmatig was, aangezien de verdachte was aangehouden op verdenking van rijden onder invloed, en dat de doorzoeking van het voertuig ook rechtmatig was op basis van de Wet wapens en munitie. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De straf die het hof heeft opgelegd, bestaat uit een taakstraf van 30 uren en een geldboete van €50,-. Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, met uitzondering van de vordering die is omgezet in een taakstraf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000576-17
datum uitspraak: 13 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 februari 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-232733-16 en 15-800148-15 (TUL), 15-147107-13 (TUL), 15-214537-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 oktober 2016 in de gemeente Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 60 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2016 in de gemeente Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 6,28 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 21 oktober 2016 in de gemeente Alkmaar (een) blank wapen waarvan het lemmet meer dan 1 snijkant heeft, zijnde een voorwerp als bedoeld in de categorie IV, onder 1, van de Wet wapens en munitie, heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bespreking van een ter terechtzitting gevoerd verweer

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit wegens onrechtmatig verkregen bewijs. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat sprake is geweest van een onrechtmatige aanhouding van de verdachte en een onrechtmatige doorzoeking van het voertuig van de verdachte. Naar het hof begrijpt heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat de aanhouding voor rijden onder invloed onrechtmatig is nu de verdachte bij het voorlopig alcoholonderzoek een “P” blies en derhalve onder de wettelijke grens bleef voor wat betreft het alcoholgebruik en dat de verdachte voorts geen toestemming is gevraagd voor doorzoeking van zijn voertuig.
Het hof overweegt hiertoe dat uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 26 oktober 2016 door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt dat de uitslag van het voorlopig alcoholonderzoek duidde op de aanwezigheid van alcohol in de uitgeademde lucht van de verdachte. De verdachte is hierop aangehouden op verdenking van rijden onder invloed van alcohol. Vervolgens zag verbalisant [verbalisant 2] een mes in de middenconsole van het voertuig van de verdachte, waarna het voertuig is doorzocht op grond van de Wet wapens en munitie.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat uit de hiervoor geschetste gang van zaken in voornoemd proces-verbaal geen onrechtmatigheid blijkt ten aanzien van de aanhouding van de verdachte, terwijl voorts voor de verrichte doorzoeking in het kader van de Wet wapens en munitie geen toestemming van de verdachte benodigd is. Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 oktober 2016 in de gemeente Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 60 gram hennep;
2.
hij op 21 oktober 2016 in de gemeente Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad 6,28 gram van een materiaal bevattende amfetamine;
3.
hij op 21 oktober 2016 in de gemeente Alkmaar een blank wapen waarvan het lemmet meer dan 1 snijkant heeft, heeft gedragen.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en voor het onder 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 225,-, subsidiair 4 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en voor het onder 3 ten laste gelegde tot een geldboete van € 50,-, subsidiair 1 dag hechtenis.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte een man is met beperkte vermogens, maar dat de persoonlijke omstandigheden van hem inmiddels aanzienlijk zijn verbeterd. De verdachte heeft een eigen woning en volgt een leer-werk traject in de bouw. Hij houdt zich aan de afspraken met de hulpverleners en heeft afstand genomen van zijn negatieve sociale netwerk. Daarnaast heeft hij de EMDR-therapie voor PTSS afgerond.
De raadsman van de verdachte heeft op grond van de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte verzocht de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar een taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het hof overweeg dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en amfetamine. Het gebruik van deze verdovende middelen heeft een verslavende werking en kan leiden tot ernstige schade voor de gezondheid. Bovendien heeft het drugsgebruik een negatieve uitwerking op de samenleving, omdat daarmee veelal vermogenscriminaliteit gepaard gaat, teneinde in het drugsgebruik te kunnen voorzien. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een verboden mes. Een dergelijk feit draagt bij aan het gevoel van onveiligheid in de samenleving en brengt aanmerkelijke veiligheidsrisico’s met zich.
Ten nadele van de verdachte weegt voorts mee dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 mei 2018 eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Ten voordele van de verdachte houdt het hof echter rekening met hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals hiervoor vermeld. Ten slotte weegt in belangrijke mate mee het reclasseringsadvies van 2 mei 2018 van Fivoor, waaruit eveneens blijkt dat de verdachte op de goede weg is en waarin gemotiveerd uiteen is gezet dat gevangenisstraf het huidige reclasseringstoezicht, en het in dat verband opgestelde plan van aanpak, zal doorkruisen. Het hof acht, alles afwegende, voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde een taakstraf voor de duur van 30 uren, bij niet verrichten te vervangen door 15 dagen hechtenis passend en geboden. Voorts acht het hof voor het onder 3 ten laste gelegde een geldboete van € 50,-, subsidiair 1 dag hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15-800148-15

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 24 juni 2016 met parketnummer 15-800148-15 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 84 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Zowel de advocaat-generaal als de raadsman van verdachte hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. Bij de beoordeling van deze vordering heeft het hof onder meer acht geslagen op bovengenoemd reclasseringsadvies van Fivoor. Het hof zal in lijn met dit advies de vordering afwijzen, teneinde te voorkomen dat de bij voornoemd vonnis van de rechtbank te Haarlem aan de voorwaardelijke gevangenisstraf gekoppelde bijzondere voorwaarden zullen komen te vervallen.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15-147107-13

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 juli 2015 met parketnummer 15-147107-13 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsman heeft afwijzing van de vordering bepleit.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de huidige verbeterde persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde ter terechtzitting aan de orde is gekomen, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.
De voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 week die thans ten uitvoer wordt gelegd, wordt overeenkomstig de LOVS Oriëntatiepunten omgezet, te weten in een taakstraf voor de duur van 30 uren, te vervangen door 7 dagen hechtenis.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15-214537-14

Het hof zal het openbaar ministerie in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van het ten aanzien van de bij dat vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 december 2014 met parketnummer 15-214537-14 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 weken niet‑ontvankelijk verklaren, nu gebleken is dat bij onherroepelijke beslissing van de rechtbank Haarlem van 26 januari 2018 de gehele tenuitvoerlegging is gelast met omzetting van de gevangenisstraf in een taakstraf.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 50,00 (vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 2 december 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 24 juni 2016, parketnummer 15-800148-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 84 dagen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 juli 2015, parketnummer 15-147107-13, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, te vervangen door een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15-214537-14.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. H.A. van Eijk en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van A.D. Renshof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juni 2018.
mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]