In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van een motorboot en bijbehorende goederen, gepleegd op of omstreeks 1 september 2016 te Aalsmeer. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem een gevangenisstraf van drie maanden had opgelegd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 mei 2018 heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit, onder verwijzing naar het ontbreken van overtuigend bewijs. De verdediging stelde dat het DNA-profiel, dat matchte met dat van de verdachte, niet zonder meer bewijs van schuld opleverde. Het hof heeft echter de alternatieve verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Het hof oordeelde dat het aangetroffen bloedspoor op de rugleuning van de vissersstoel in de gestolen boot als daderspoor moet worden aangemerkt, en dat de verdachte niet overtuigend had aangetoond dat hij de boot onbeheerd had aangetroffen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal en de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd. De opgelegde straf van drie maanden gevangenisstraf werd door het hof bevestigd, waarbij het hof rekening hield met de waarde van de gestolen goederen en het strafblad van de verdachte. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende gespecificeerd was. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.