ECLI:NL:GHAMS:2018:1968

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
23-003549-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijk drugsvervoer en veroordeling voor opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 september 2015. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk vervoeren en/of aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid drugs, waaronder MDMA en cocaïne. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de rechtbank. De verdachte werd vrijgesproken van het eerste feit, dat betrekking had op het vervoer en de aanwezigheid van drugs in de auto. Het hof oordeelde dat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in de auto, aangezien de auto al geruime tijd in gebruik was bij een andere bestuurder en de drugs zich op een plek bevonden waar de verdachte deze niet noodzakelijkerwijs had kunnen zien.

Ten aanzien van het tweede feit, het opzettelijk aanwezig hebben van 0,74 gram cocaïne, kwam het hof tot de conclusie dat dit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee dagen. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals met het feit dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld in Nederland. Daarnaast werd de teruggave van in beslag genomen geld aan de verdachte gelast, nu hij was vrijgesproken van het eerste feit. De op te leggen straf was gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003549-15
datum uitspraak: 13 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-701972-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoer en/of aanwezig heeft gehad (ongeveer) 973 pillen/tabletten MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en /of (ongeveer) 65,39 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of (ongeveer) 8 pillen/tabletten amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of (ongeveer) 137 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 18 mei 2015 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 0,74 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Ten aanzien van feit 1 overweegt het hof dat op grond van de stukken van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in de auto. Van belang daarbij acht het hof dat de auto waarin de drugs zijn aangetroffen weliswaar op naam van de verdachte staat, maar dat uit het dossier ook blijkt dat de auto al geruime tijd in Nederland was en in gebruik bij de eveneens aangehouden bestuurder, terwijl de drugs zijn gevonden op de grond achter de bijrijdersstoel waar de verdachte op zat, terwijl een derde persoon op de achterbank zat, en de verdachte deze drugs niet noodzakelijkerwijs gezien moet hebben. Daarmee is onvoldoende vast komen te staan dat de verdachte de drugs al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad. De verdachte zal daarom van het hem onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 18 mei 2015 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,74 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit en dat hij voor het onder 2 ten laste gelegde feit wordt veroordeeld voor een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een beperkte hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is voor de gezondheid van de gebruikers ervan een zeer schadelijke stof. Daarnaast is cocaïne ook bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 mei 2018 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld in Nederland.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Onder de verdachte is € 3.210,- in beslag genomen. Nu het hof de verdachte vrijspreekt van het onder 1 ten laste gelegde zal de teruggave van het geld aan de verdachte worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. Geld Euro 3.210,00 (4979781).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. H.A. van Eijk en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van A.D. Renshof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juni 2018.
mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest te ondertekenen.