ECLI:NL:GHAMS:2018:1915

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
23-004088-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake lokaalvredebreuk in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 november 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1940, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor lokaalvredebreuk. De tenlastelegging betrof het wederrechtelijk binnendringen in een stadsloket in Amsterdam op 13 oktober 2017. Tijdens de zitting op 24 mei 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, maar heeft ook geconstateerd dat er taal- en schrijffouten in de tenlastelegging stonden, die het hof heeft verbeterd zonder de verdachte in zijn verdediging te schaden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 150, met een subsidiaire straf van 3 dagen hechtenis, en een proeftijd van 2 jaar. Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals met de eerdere veroordelingen van de verdachte, die niet in zijn nadeel zijn meegenomen. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals artikel 138, dat betrekking heeft op het wederrechtelijk binnendringen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23/004088-17
datum uitspraak: 7 juni 2018
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13/202743-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1940,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 mei 2018.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, in de woning, het besloten lokaal en/of het erf, te weten het stadsloket aan het [adres 2] bij een ander, te weten bij het stadsloket Bos en Lommer en/of de Gemeente Amsterdam, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 oktober 2017 te Amsterdam in het besloten lokaal, te weten het stadsloket aan het [adres 2], bij een ander in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 150, subsidiair 3 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk van een stadsloket. Nadat herhaaldelijk was gevorderd het pand te verlaten, heeft hij niet voldaan aan die vordering. De verdachte heeft er hiermee blijk van gegeven zich niet te willen houden aan de daar geldende regels.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 mei 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld. Nu dit met name andersoortige feiten betreft, zal het hof dit niet in het nadeel van de verdachte bij de straftoemeting betrekken.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 138 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. G. Oldekamp, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 juni 2018.