ECLI:NL:GHAMS:2018:1914

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
23-003516-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en belediging door spugen in het gezicht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling en belediging van de aangever, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de getuigenverklaringen en de omstandigheden van het geval. De verdachte werd vrijgesproken van de mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De verklaringen van de aangever en een getuige waren tegenstrijdig en er ontbrak objectief bewijs. Het hof oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan de belediging door in het gezicht van de aangever te spugen, maar legde geen straf of maatregel op. Dit besluit was gebaseerd op de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de voorgeschiedenis tussen de verdachte en de aangever. Het hof concludeerde dat het gedrag van de verdachte, hoewel onsmakelijk, geen strafoplegging rechtvaardigde, vooral omdat de partijen niet langer buren waren en elkaar niet meer zouden ontmoeten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23/003516-17
datum uitspraak: 7 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13/112749-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 29 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door een of meermalen - op/tegen het gezicht, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] te trappen en/of te schoppen en/of - (vervolgens) met een fietswiel op/tegen de schouder, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] te slaan en/of - (vervolgens) (met gebalde vuist) op/tegen de kaak en/of de keel, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of - (vervolgens) met een (glazen) fotolijst, in elk geval een hard voorwerp, op/tegen de handen en/of armen, in elk geval tegen het lichaam te slaan;
feit 2:
hij op of omstreeks 29 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, bestaande die belediging uit het eenmaal of meermalen spugen in/op/tegen het gezicht, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak feit 1

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat hij hiervan wordt vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
De lezingen van de aangever [slachtoffer] en de verdachte over hetgeen zich op 29 mei 2016 in het trappenhuis heeft afgespeeld lopen op cruciale onderdelen uiteen. In de getuigenverklaring van [getuige], de partner van de aangever, wordt onvoldoende bevestiging van één van beide lezingen gevonden. Nu objectief en consistent (getuigen)bewijs ontbreekt kan naar het oordeel van het hof in onvoldoende mate worden vastgesteld wat zich toen feitelijk heeft afgespeeld. De verdachte wordt daarom van de onder 1 ten laste gelegde mishandeling vrijgesproken.

Bewijsoverweging feit 2

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde belediging door naar [slachtoffer] te spugen. Dit feit is enkel te baseren op de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige], die partners zijn en daarom moet dit tellen als één verklaring in plaats van twee verklaringen.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het enkele feit dat [slachtoffer] en [getuige] partners zijn, wil niet zeggen dat beide verklaringen niet als zodanig voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het hof verwerpt het verweer en acht de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] afzonderlijk bruikbaar voor het bewijs van de onder 2 ten laste gelegde belediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 mei 2016 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] in zijn tegenwoordigheid door een feitelijkheid heeft beledigd, bestaande die belediging uit het spugen in het gezicht van die [slachtoffer].
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Geen oplegging van straf of maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof legt de verdachte geen straf of maatregel op en overweegt als volgt.
De verdachte heeft zijn onderbuurman beledigd door hem in zijn gezicht te spugen. Naar iemand spugen is bijzonder onsmakelijk en beledigend en dit gedrag rechtvaardigt in beginsel strafoplegging. Het hof acht het echter raadzaam geen straf of maatregel aan de verdachte op te leggen. Hierbij is gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan, alsmede op de voorgeschiedenis tussen de aangever en de verdachte zoals deze ter terechtzitting naar voren is gekomen. Tenslotte speelt hierbij een rol dat zij geen buren meer van elkaar zijn, zodat zij elkaar niet meer zullen ontmoeten in hun woonomgeving.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het
onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. G. Oldekamp, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 juni 2018.