ECLI:NL:GHAMS:2018:1911

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
200.234.210/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van DMBH Vastgoed Beheer B.V. met betrekking tot aandeelhoudersconflict en ontslag van bestuurder

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, Ondernemingskamer, wordt een verzoek behandeld van [A] om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van DMBH Vastgoed Beheer B.V. over de periode vanaf 1 januari 2010. [A] heeft dit verzoek ingediend naar aanleiding van onenigheid over de hoogte van de huur en de onderlinge doorbelasting van kosten tussen de betrokken partijen. DMBH Vastgoed heeft verweer gevoerd en betwist dat er gegronde redenen zijn voor het verzoek. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er nooit een algemene vergadering van aandeelhouders heeft plaatsgevonden en dat de jaarrekeningen tot en met 2015 nooit zijn vastgesteld. Dit leidt tot de conclusie dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van DMBH Vastgoed. De Ondernemingskamer beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van DMBH Vastgoed en schorst het ontslag van [A] als bestuurder. Tevens wordt een derde als bestuurder benoemd die zelfstandig bevoegd is DMBH Vastgoed te vertegenwoordigen. De kosten van het onderzoek komen ten laste van DMBH Vastgoed.

Uitspraak

beschikking
_____________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.234.210/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 7 juni 2018
inzake
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. L.C.L. Bults, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DMBH VASTGOED BEHEER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. R.E. Jonen,kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
niet verschenen.
1.
Het verloop van het geding
1.1 Verzoeker, verweerster en belanghebbenden worden hierna respectievelijk aangeduid met [A] , DMBH Vastgoed, [B] en [C] .
1.2 [A] heeft bij op 28 februari 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van DMBH Vastgoed over de periode vanaf 1 januari 2010. Daarbij heeft zij, na wijziging van haar verzoek ter zitting, tevens verzocht - zakelijk weergegeven - bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
het besluit van de algemene vergadering van DMBH Vastgoed, waarbij [A] als bestuurder van DMBH Vastgoed is ontslagen te schorsen, althans buiten werking te stellen;
het besluit van DMBH Vastgoed op grond waarvan een rechtsgeding jegens de vennootschap onder firma [A] & [I] Financiële Dienstverlening (hierna: vof VD&K) aanhangig is of wordt gemaakt te schorsen, althans buiten werking te stellen;
DMBH Vastgoed te bevelen haar administratie bij een onafhankelijke accountant onder te brengen op zodanige wijze dat [A] daartoe online toegang heeft;
DMBH Vastgoed te bevelen de onafhankelijke accountant instructie te geven tot het in kaart brengen en ordenen van alle tussen betrokkenen over en weer bestaande vorderingen;
een tijdelijk bestuurder van DMBH Vastgoed te benoemen met een doorslaggevende stem in het bestuur van DMBH Vastgoed;
DMBH Vastgoed te verbieden haar kantoorpand aan de Willemsparkweg 215 te Amsterdam te vervreemden;
DMBH Vastgoed en [B] te bevelen om binnen een week na betekening van deze beschikking de volledige administratie van DMBH Vastgoed aan [A] te doen toekomen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 per dag met een maximum van € 150.000;
althans zodanige onmiddellijke voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer juist acht;
alsmede om DMBH Vastgoed te veroordelen in de kosten van het geding en van het onderzoek.
1.3 DMBH Vastgoed heeft bij op 12 maart 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht [A] niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel dit het verzoek af te wijzen en [A] te veroordelen in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad.
1.4 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 21 maart 2018. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van - aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde - aantekeningen en wat mr. Bults betreft onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. [A] heeft zijn verzoek met betrekking tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen gewijzigd (zie hierboven onder 1.2). Een hiertegen gericht bezwaar van DMBH Vastgoed heeft de Ondernemingskamer verworpen nu die wijziging in verband stond met het oorspronkelijk verzoek en DMBH Vastgoed niet in haar procespositie is benadeeld, mede in aanmerking genomen dat, zoals reeds in het oorspronkelijk verzoek verzocht, de Ondernemingskamer die onmiddellijke voorzieningen kan treffen die zij geraden acht. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt. DMBH Vastgoed heeft toegezegd een afschrift van de administratie aan [A] ter beschikking te stellen.
1.5 Ter zitting hebben partijen verzocht de uitspraak aan te houden in afwachting van besprekingen over een mogelijke minnelijke regeling. Bij brief van 4 april 2018 hebben partijen laten weten dat een dergelijke regeling niet tot stand is gekomen en de Ondernemingskamer verzocht uitspraak te doen.

2 De feiten

De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1
DMBH Vastgoed is op 9 december 1996 opgericht. [B] , [C] en [A] houden respectievelijk 60%, 20% en 20% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van DMBH Vastgoed. Vanaf de oprichting vormden [B] en [A] samen het bestuur van DMBH Vastgoed en zij waren ieder zelfstandig bevoegd DMBH Vastgoed te vertegenwoordigen.
2.2
DMBH Vastgoed drijft een onderneming die zich bezig houdt met het in stand houden en verhuren van een kantoorpand aan de Willemsparkweg 215 te Amsterdam (hierna ook: het pand).
2.3
[D] (hierna: [D] ), [E] (hierna: [E] ) en [F] (hierna: [F] ) houden door tussenkomst van respectievelijk Roma Beheer B.V. (hierna: Roma Beheer), Marbel B.V. (hierna: Marbel) en Meester [G] B.V. (hierna: [G] ) ieder een deel van de aandelen in het geplaatst kapitaal van [B] . [D] , Marbel en [G] zijn bestuurders van [B] en ieder zelfstandig bevoegd [B] te vertegenwoordigen.
2.4
[H] (hierna: [H] ) houdt alle aandelen in [C] .
2.5
De persoonlijke vennootschappen van [H] , [D] , [E] en [F] vormden vanaf 1993 een maatschap die in Amsterdam en Dronten een administratie- en belastingadvieskantoor dreef. [B] fungeert als facilitair bedrijf ten behoeve van die maatschap. De Amsterdamse vestiging van de maatschap hield kantoor in het pand aan de Willemsparkweg 215 te Amsterdam. [A] drijft een financieel adviesbureau en houdt eveneens kantoor in het pand.
2.6
In 1998 heeft DMBH Vastgoed het pand aan de Willemsparkweg 215 in eigendom verkregen. Sindsdien huren [A] en [B] kantoorruimte van DMBH Vastgoed. Deze huurovereenkomsten zijn niet op schrift gesteld.
2.7
In 2000 is [H] uit de maatschap getreden en heeft hij zijn aandelen in [B] aan de overige maten overgedragen. De maatschap is voortgezet door Roma Beheer, Marbel en [G] (hierna: MBH administraties). [A] werkt sinds 2007 met [I] samen in vof VD&K.
2.8
DMBH Vastgoed heeft aan [A] (later vof VD&K) en [B] huur in rekening gebracht. Verder werden door DMBH Vastgoed huisvestingskosten voor onderhoud, energie en beveiliging voldaan en aan [A] , althans vof VD&K en [B] in rekening gebracht. Daarnaast werden door [A] , althans vof VD&K en/of [B] , althans MBH administraties, de kantoorkosten, de kosten van personeel voor de receptie en de kosten van (groot) onderhoud van het pand voldaan en onderling doorbelast en in rekening gebracht.
2.9
MBH administraties heeft steeds de administratie van DMBH Vastgoed gevoerd en jaarrekeningen opgesteld. MBH administraties heeft daarvoor per maand een bedrag van € 302,50 bij DMBH Vastgoed in rekening gebracht.
2.1
In de loop der tijd is tussen alle betrokken partijen onenigheid ontstaan over de hoogte van ieders aandeel in de voor het gebruik van het pand verschuldigde huur en de onderlinge doorbelasting van de kosten en werden over en weer vorderingen wegens achterstallige betalingen gepretendeerd.
2.11
Vanaf 2009 heeft vof VD&K de betaling van de huur en de bijdrage in de huisvestingskosten aan DMBH Vastgoed gestaakt en zijn deze in de administratie van DMBH Vastgoed ten laste van vof VD&K in rekening-courant geboekt.
2.12
Bij brieven van 22 januari 2015 en 11 juni 2015 heeft [B] haar aandelen in DMBH Vastgoed aan [A] te koop aangeboden voor een kooprijs van uiteindelijk € 560.000, onder verrekening van alle over en weer door betrokkenen gepretendeerde vorderingen. [A] heeft dat aanbod niet geaccepteerd.
2.13
In maart 2017 is op kosten van [A] onderhoud aan het pand verricht.
2.14
MBH administraties heeft per 26 juni 2017 het pand verlaten en is verhuisd naar een andere locatie.
2.15
Bij brief van 22 september 2017 heeft de advocaat van [B] aan [A] geschreven dat [B] tot een afwikkeling wil komen van de gezamenlijke eigendom van het pand en dat daarbij ook de huurachterstand betrokken dient te worden. In reactie daarop heeft [A] bij brief van 6 oktober 2017 [B] verzocht om online inzage in de administratie van DMBH Vastgoed en een afschrift van de (concept) jaarrekeningen tot en met 2016 teneinde te onderzoeken of de (verdeling van) de door partijen verschuldigde en betaalde huur en kosten alsmede de kosten van de verbouwing op juiste wijze is geadministreerd. [A] heeft zich verzet tegen een eventueel te nemen besluit om de achterstallige huur te incasseren en/of tot verkoop van het pand over te gaan en zijn twijfel uitgesproken over het beleid en de gang van zaken van DMBH Vastgoed.
2.16
Bij brief van 20 oktober 2017 heeft de advocaat van [B] aan [A] een kopie van de concept jaarrekening 2016 en de onderliggende grootboekrekeningen toegestuurd en meegedeeld dat de jaarrekeningen over eerdere jaren reeds waren toegezonden, dat online inzage in de administratie technisch niet mogelijk is, dat de onderlinge verdeling van de huur en diverse kosten steeds op juiste wijze heeft plaatsgevonden en aangedrongen op de totstandkoming van een ‘overall oplossing’ waarbij [A] en [B] het eens worden over een kooprijs voor de overname door de een van de door de ander gehouden aandelen in DMBH Vastgoed.
2.17
Bij brief van 2 november 2017 heeft [A] aan de advocaat van [B] verzocht om een afschrift van de voor het voeren van de administratie tussen DMBH Vastgoed en MBH administraties gesloten overeenkomst van opdracht en de bijbehorende declaraties met een specificatie van de verrichte werkzaamheden. Daarnaast heeft [A] nogmaals verzocht om afschrift van de jaarrekeningen tot en met 2015. [A] heeft verder uiteengezet dat zijns inziens de onderlinge verdeling en administratie van de huur en diverse kosten steeds op onjuiste wijze heeft plaatsgevonden, dat [B] dient bij te dragen aan de kosten van verbouwing van het pand en verzocht een onafhankelijke externe accountant aan te stellen om de administratie van DMBH Vastgoed te voeren omdat er een tegenstrijdig belang is tussen DMBH Vastgoed en haar bestuurder DMBH en [A] in het duister tast over de vraag hoe de boekhouding in elkaar steekt. [A] heeft zich in de brief op het standpunt gesteld dat eerst de boekhouding en de toerekening van de kosten op orde moeten worden gemaakt alvorens kan worden besproken hoe verder te gaan met DMBH Vastgoed. In reactie daarop heeft de advocaat van [B] bij brief van 21 november 2017 aan [A] geschreven dat verder overleg niet zinvol lijkt en aangekondigd dat [A] een oproeping voor een algemene vergadering van aandeelhouders van DMBH Vastgoed zal ontvangen.
2.18
Bij brief van 21 november 2017 is [A] opgeroepen voor een op 7 december 2017 te houden algemene vergadering van aandeelhouders van DMBH Vastgoed, met als agendapunten:
1. ontslag van [A] als bestuurder van DMBH Vastgoed;
2. opdracht aan het bestuur van DMBH Vastgoed tot de - zo nodig gerechtelijke - incasso van de huurachterstand van de vof VD&K.
2.19
Bij brief van 22 november 2017 heeft [A] verzocht de agenda voor de aandeelhoudersvergadering aan te vullen met:
3. bespreking van de jaarrekeningen vanaf 2010;
4. het aanstellen van een externe accountant;
5. de extern accountant te instrueren de boekhouding van DMBH Vastgoed te controleren ter zake van met name de (grondslagen van de) kostentoerekeningen;
6. opdracht aan het bestuur om aan de aandeelhouders een overzicht te verstrekken van de betalingen aan MBH administraties en ter terugvordering daarvan incassomaatregelen te treffen.
2.2
De notulen van de op 7 december 2017 gehouden algemene vergadering van aandeelhouders van DMBH Vastgoed houden - voor zover van belang - het volgende in:
“(…) Aanwezig zijn:
1. de besloten vennootschap [B] te Amsterdam, houder van 60 aandelen, krachtens volmacht - aan deze notulen gehecht - vertegenwoordigd door mr. R.E. Jonen (…);
2. De heer [A] te Amsterdam, houder van 20 aandelen;
3. De besloten vennootschap [C] te Amsterdam, (…) houder van 20 aandelen, krachtens volmacht - aangehecht aan deze notulen - vertegenwoordigd door [A] ;
De heer [A] wordt vergezeld door de heer [I] (…) en bijgestaan door mr. L.C.L. Bults (…)
De heer Bults legt namens de heer [A] een schriftelijk stuk over houdende zienswijzen op de voorgestelde agendapunten. Dit stuk wordt overeenkomstig het verzoek van de heer Bults aan deze notulen gehecht.
De voorzitter willigt het verzoek van de heer [A] per brief van 22 november 2017 tot aanvulling van de agenda in, hoewel dit niet is ingekomen binnen de termijn als bedoeld in artikel 21 lid 2 onder f van de statuten. Dit lijdt uitzondering voor beoogd agendapunt 3.
In stemming wordt gebracht agendapunt 1: het voorstel tot ontslag van [A] als bestuurder. (…) Vóór het voorstel worden uitgebracht 60 stemmen, tegen 20 stemmen, zodat dit voorstel is aangenomen. Daarmee is de heer [A] als bestuurder ontslagen.
In stemming wordt gebracht agendapunt 2: het voorstel tot opdracht aan het bestuur van DMBH Vastgoed Beheer BV. tot de incasso - zonodig gerechtelijke incasso -
van de huurachterstand van de vennootschap onder firma [A] & [I] Financiële Dienstverlening. Vóór het voorstel worden uitgebracht 60 stemmen, tegen 20 stemmen, zodat dit voorstel is aangenomen.
In stemming wordt gebracht agendapunt 4: (…) Vóór het voorstel worden uitgebracht 40 stemmen, tegen 60 stemmen, zodat dit voorstel is verworpen.
In stemming wordt gebracht agendapunt 5: (…) Vóór het voorstel worden uitgebracht 20 stemmen, tegen 60 stemmen, zodat dit voorstel is verworpen.
In stemming wordt gebracht agendapunt 6; (…) Vóór het voorstel worden uitgebracht 20 stemmen, tegen 60 stemmen, zodat dit voorstel is verworpen. (…)”
2.21
In de aan de notulen gehechte, door mr. Bults overgelegde zienswijze ten behoeve van de algemene vergadering van 7 december 2017 wordt bezwaar gemaakt tegen het feit dat de jaarrekeningen tot en met 2015 niet aan [A] zijn toegestuurd en dat hem geen (online) inzage in de boekhouding wordt verschaft. Geconcludeerd wordt dat [B] , die verantwoordelijk is voor de administratie, kennelijk weigert om jegens medebestuurder [A] rekening en verantwoording af te leggen. Verder wordt aangedrongen op het aanstellen van een onafhankelijke accountant en openheid van zaken omtrent de door MBH administraties verrichte werkzaamheden en in rekening gebrachte kosten. Daarnaast wordt opgemerkt dat [A] niet op de hoogte is gesteld van de redenen voor zijn ontslag als bestuurder en wordt tegen het voorgenomen ontslag bezwaar gemaakt, omdat daarmee kennelijk alleen de belangen van [B] worden gediend. Ten slotte wordt aangevoerd dat de algemene vergadering ter zake van de incasso van de huurachterstand krachtens wet noch statuten een instructiebevoegdheid aan het bestuur toekomt.
2.22
Bij brief van 9 februari 2018 heeft DMBH Vastgoed vof VD&K gesommeerd om binnen vijf dagen het per die datum openstaande rekening-courantsaldo, opgebouwd uit achterstallige huur en huisvestingskosten, ad € 152.173,31 te voldoen. Bij brief van gelijke datum heeft DMBH Vastgoed aan vof VD&K per 30 juni 2018 de huur opgezegd.
2.23
Eind februari 2018 heeft DMBH Vastgoed vof VD&K in kort geding gedagvaard en betaling van de achterstallige huur en ontruiming van het gehuurde gevorderd. Vof VD&K heeft in reconventie (terug)betaling van ten onrechte in rekening gebrachte huur en kosten gevorderd.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van DMBH Vastgoed en dat gelet op de toestand van de vennootschap onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Ter toelichting heeft [A] - kort samengevat - het volgende naar voren gebracht.
a. [B] handelt als bestuurder in strijd met de wet en de statuten door:
- in strijd met de statuten niet jaarlijks een algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen ter vaststelling van de jaarrekening,
- in ieder geval tot en met 2015 eenzijdig jaarrekeningen op te maken en deze als vastgesteld bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel te deponeren zonder dat deze door de algemene vergadering zijn vastgesteld; de concept jaarrekening 2016 is in concept gedeponeerd, zonder dat die jaarrekening in de algemene vergadering is besproken,
- [A] als (mede)bestuurder van DMBH Vastgoed geen toegang tot de door haar – door middel van MBH administraties – gevoerde administratie van DMBH Vastgoed te geven en niet in te gaan op het voorstel van [A] om een onafhankelijk accountant te benoemen,
- het besluit tot ontslag van [A] als bestuurder te agenderen zonder dat daarvoor enige geldige reden wordt aangedragen en – daarbij misbruik makend van haar meerderheidsbelang – vóór dat ontslag te stemmen.
Er bestaat een ongeoorloofde belangenverstrengeling nu [B] jarenlang de administratie van DMBH Vastgoed heeft doen uitvoeren door MBH administraties, tegen betaling van een bedrag van € 302,50 per maand, zonder dat [B] bereid is de daaraan ten grondslag liggende overeenkomst en urenspecificaties aan [A] te verstrekken.
De informatievoorziening is gebrekkig en [B] weigert openheid van zaken te geven. Hoewel [B] via MBH administraties toegang heeft tot de volledige administratie van DMBH Vastgoed, weigert zij [A] gelijke toegang daartoe te verlenen. Op verzoeken om toezending van de (concept)jaarrekeningen tot en met 2015 wordt door DMBH Vastgoed niet of te laat gereageerd, waardoor deze pas per 9 februari 2018 zijn toegezonden en op de algemene vergadering van 7 december 2017 nog niet besproken konden worden. De inhoud van de (concept) jaarrekeningen tot en met 2016 roept allerlei vragen op, met name over het bestaan, de omvang en de totstandkoming van de daarin opgenomen rekening-courant vorderingen.
3.2
DMBH Vastgoed heeft verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op dit verweer ingaan.
3.3
DMBH Vastgoed heeft aangevoerd dat het verzoek betrekking heeft op het beleid en de gang van zaken van DMBH Vastgoed over een periode waarin [A] grotendeels ook zelf zelfstandig bevoegd bestuurder van DMBH Vastgoed is geweest. Daarmee verzoekt [A] in feite een onderzoek te gelasten naar het mede door hemzelf gevoerde beleid. [A] behoort daarin volgens DMBH Vastgoed niet te worden ontvangen. De Ondernemingskamer verwerpt dit verweer. De enkele omstandigheid dat [A] tot 7 december 2017 als bestuurder mede verantwoordelijk is geweest voor de gang van zaken en het beleid bij DMBH Vastgoed, maakt niet dat hij geen gebruik zou kunnen maken van de hem als aandeelhouder toekomende bevoegdheid onderhavig verzoek te doen en staat er evenmin aan in de weg dat het hetgeen is aangevoerd een gegronde reden kan opleveren voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van DMBH Vastgoed.
3.4
De Ondernemingskamer overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat tot 7 december 2017 nooit een algemene vergadering van aandeelhouders van DMBH Vastgoed heeft plaatsgevonden. Bijgevolg zijn de bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel gedeponeerde jaarrekeningen tot en met 2015 nooit door de algemene vergadering van DMBH Vastgoed vastgesteld. Met betrekking tot de algemene vergadering van aandeelhouders van 7 december 2017 overweegt de Ondernemingskamer als volgt. Vaststaat dat DMBH Vastgoed (of [B] ) voorafgaand aan, noch tijdens die aandeelhoudersvergadering een reden heeft opgegeven voor het voorgenomen besluit tot ontslag van [A] als bestuurder van DMBH Vastgoed. Weliswaar heeft DMBH Vastgoed in deze procedure gesteld dat de aanleiding voor het ontslag was gelegen in de omstandigheid dat [A] , zonder ruggespraak met [B] , namens DMBH Vastgoed zou hebben meegewerkt aan een (geringe) aanpassing van de splitsingsakte voor het pand, maar gesteld noch gebleken is dat zij [A] daarvan tijdig op de hoogte heeft gesteld. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer is [A] onvoldoende in de gelegenheid gesteld om op enigerlei wijze zinvol invulling te geven aan zijn recht om als bestuurder van DMBH Vastgoed op het voorgenomen ontslagbesluit te worden gehoord. Daaraan doet niet af dat mr. Bults in de hierboven onder 2.21 genoemde zienswijze tegen dat ontslag bezwaar heeft gemaakt. Het ontslagbesluit is vervolgens genomen doordat [B] als meerderheidsaandeelhouder heeft voorgestemd, zonder dat daartoe een discussie heeft plaatsgevonden. Deze gang van zaken in niet in overeenstemming met de eisen van artikel 2:8 BW. Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van DMBH Vastgoed.
3.5
De administratie van DMBH Vastgoed werd door MBH administraties gevoerd op het kantoor in Dronten, alwaar ook [B] daarover kon beschikken. [A] hield evenwel kantoor in Amsterdam en had online geen toegang tot de administratie van DMBH Vastgoed. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer diende [A] ten behoeve van de vervulling van zijn taak als bestuurder van DMBH Vastgoed toegang te hebben tot en te kunnen beschikken over de administratie van de mede door hem bestuurde vennootschap. Uit de standpunten van partijen en de overgelegde correspondentie blijkt dat [A] [B] heeft verzocht hem online toegang tot de administratie te verschaffen, althans daarvan afschrift te verstrekken. [B] heeft daar niet in bewilligd, maar in plaats daarvan aangeboden dat [A] de administratie desgewenst in Dronten kon komen inzien. Daarmee heeft DMBH Vastgoed, althans haar bestuurder [B] ten onrechte beperkingen gesteld aan de wijze waarop [A] als (mede) bestuurder toegang kon krijgen tot de administratie van DMBH Vastgoed. Ook dit is een gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van DMBH Vastgoed.
3.6
Met betrekking tot de werkzaamheden die MBH administraties verricht ten behoeve van DMBH Vastgoed overweegt de Ondernemingskamer het volgende. Ter zitting is gebleken dat ook voor partijen niet geheel duidelijk is op welke concrete grondslag MBH administraties maandelijks bij DMBH Vastgoed een bedrag € 302,50 voor de door haar verrichte werkzaamheden in rekening brengt. Ter zitting heeft DMBH Vastgoed meegedeeld dat een schriftelijke overeenkomst van opdracht ontbreekt. Daar staat tegenover dat MBH administraties ten behoeve van het voeren van de administratie van DMBH Vastgoed wel degelijk werkzaamheden heeft verricht en dat het niet ongebruikelijk is dat daar een vergoeding tegenover staat. Bij die stand van zaken bestaan onvoldoende aanwijzingen dat er dienaangaande een ongeoorloofde tegenstelling van belangen bestaat.
3.7
Ook ten aanzien van de grondslag van de verdeling van de door DMBH Vastgoed aan vof VD&K en [B] in rekening gebrachte huur en kosten bestaat onduidelijkheid. Dit raakt de kern van de onderneming van DMBH vastgoed. Schriftelijke huurovereenkomsten zijn nooit gesloten en de laatste vastlegging van afspraken over de verdeling van de door DMBH Vastgoed aan elk van de gebruikers van het pand in rekening te brengen huur en kosten dateert van 1997, terwijl aannemelijk is dat nadien de onderlinge verdeling van het gebruik van de beschikbare kantoorruimte in het pand – onder meer door het uittreden van [H] – nog aanzienlijk is gewijzigd en ook de aard, omvang en verdeling van de door DMBH Vastgoed naast de huur in rekening gebrachte huisvestingskosten in de loop der jaren niet hetzelfde zullen zijn gebleven.
3.8
In het verlengde van het voorgaande bestaan redenen te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van (de grondslagen van) de berekening van de in de administratie en de concept jaarrekening 2016 opgenomen rekening-courant vorderingen. In de door [B] als bijlage bij de brief van op 20 oktober 2017 aan [A] toegezonden concept jaarrekening 2016 is een rekening-courant vordering op vof VD&K opgenomen van €123.613. Bij diezelfde brief heeft [B] onderliggende grootboekrekeningen en een overzicht getiteld “Verrekeningen tussen: [A] & [I] met DMBH Vastgoed Beheer BV” toegezonden. Uit dat overzicht blijkt dat over de jaren 2009 tot en met 2016 niet alleen de door vof VD&K en DMBH Vastgoed over en weer ter zake van huur en huisvestingskosten verschuldigde en betaalde bedragen in rekening-courant zijn verrekend, maar dat ook de door [B] aan vof VD&K verschuldigde bijdrage in door vof VD&K als voorgeschoten geboekte kosten voor het secretariaat en de huisvesting in de rekening courant-verhouding tussen vof VD&K en DMBH Vastgoed zijn verrekend. Ter zitting daarnaar gevraagd bleek een grondslag voor die laatste verrekening te ontbreken. Ook dit een en ander levert een gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken.
3.9
Uit hetgeen hierboven is overwogen volgt dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van DMBH Vastgoed. De Ondernemingskamer zal een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van DMBH Vastgoed vanaf 1 januari 2010 bevelen, dat zich met name richt op hetgeen onder 3.4 tot en met 3.8 is overwogen.
3.1
De Ondernemingskamer is van oordeel dat de toestand van DMBH Vastgoed, zoals die blijkt uit de voorgaande overwegingen noopt tot het treffen van de navolgende onmiddellijke voorzieningen. De Ondernemingskamer zal het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van DMBH Vastgoed tot ontslag van [A] als bestuurder van DMBH Vastgoed schorsen en een derde als bestuurder van DMBH Vastgoed benoemen aan wie in het bestuur van DMBH Vastgoed – voor zover nodig in afwijking van de statuten – een beslissende stem toekomt en die zelfstandig bevoegd is DMBH Vastgoed te vertegenwoordigen en zonder wie DMBH Vastgoed niet vertegenwoordigd kan worden.
3.11
De te benoemen bestuurder mag het tot zijn taak rekenen een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven.
3.12
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek en de te benoemen bestuurder ten laste brengen van DMBH Vastgoed.
3.13
Voor het treffen van andere onmiddellijke voorzieningen ziet de Ondernemingskamer vooralsnog geen aanleiding.
3.14
De Ondernemingskamer zal DMBH Vastgoed als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van het geding.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van DMBH Vastgoed Beheer B.V. over de periode vanaf 1 januari 2010;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten;
stelt het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vast op € 25.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van DMBH Vastgoed Beheer B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
benoemt mr. A.W.H. Vink tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
schorst, bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding, met ingang van heden het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van DMBH Vastgoed Beheer B.V. van 7 december 2017 tot ontslag van [A] als bestuurder van DMBH Vastgoed Beheer B.V.;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van het geding - voor zover nodig in afwijking van de statuten - een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van DMBH Vastgoed Beheer B.V. met beslissende stem en bepaalt dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is DMBH Vastgoed Beheer B.V. te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder DMBH Vastgoed Beheer B.V. niet vertegenwoordigd kan worden;
bepaalt dat het salaris en de kosten van deze bestuurder ten laste komen van DMBH Vastgoed Beheer B.V. en bepaalt dat DMBH Vastgoed Beheer B.V. voor de betaling daarvan ten genoegen van de bestuurder zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van diens werkzaamheden;
veroordeelt DMBH Vastgoed Beheer B.V. in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van [A] begroot op € 3.540;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, voorzitter, mr. A.J. Wolfs en mr. A.W.H. Vink, raadsheren, drs. M.A. Scheltema en mr. drs. G. Boon RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 7 juni 2018.