Het hof overweegt als volgt. Artikel 9.1 van het geldende “Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie” (hierna: het procesreglement) bepaalt dat de eisende partij de procedure kan intrekken tot het moment dat de zaak is uitgeroepen. Artikel 9.3 van het procesreglement bepaalt dat een eenmaal ingetrokken procedure niet kan worden voortgezet. Verder staat in artikel 1.4 van het procesreglement onder meer dat de indiening van de aanvraag, de (concept-)dagvaarding en overige berichten en stukken geschiedt door toezending per post, afgifte aan de Centrale Balie van de rechtbank of per telefax. Indiening van stukken per e-mail is niet mogelijk.
Artikel 1.2 van het procesreglement bepaalt dat de voorzieningenrechter, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan afwijken van dit reglement.
Ter zitting in hoger beroep heeft de advocaat van de vader desgevraagd verklaard dat haar bekend was dat de moeder haar vordering zou intrekken, maar dat zij pas ter zitting in eerste aanleg begreep dat de moeder daadwerkelijk een fax met daarin de intrekking aan de rechtbank had gestuurd. Hiervan had zij geen kopie ontvangen. Wel heeft zij de namens de moeder verzonden e-mail van 20 februari 2018 ontvangen. De vader heeft verklaard dat de gewijzigde vordering van de moeder ter zitting is besproken.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de moeder weliswaar bij fax van 20 februari 2018 is ingetrokken, maar dat de voorzieningenrechter kennelijk, naar aanleiding van de e-mail van dezelfde dag, aanleiding heeft gezien de vordering toch te behandelen, waartoe de voorzieningenrechter op grond van artikel 1.2 van het procesreglement de mogelijkheid had. Voldoende aannemelijk is dat de e-mail is, gelet op de door de moeder (als productie 1 in hoger beroep) overgelegde verzendbevestiging op 20 februari 2018 om 22:01:45 uur eveneens per fax naar de griffie van de rechtbank verzonden.
In tegenstelling tot hetgeen de vader aanvoert, blijkt naar het oordeel van het hof duidelijk uit de e-mail van 20 februari 2018 dat de moeder haar vordering in gewijzigde vorm wenst te handhaven, gelet op de bewoordingen: “
Om die reden wenst zij toch haar vordering te handhaven, in die zin dat zij de adviezen van Veilig Thuis zal opvolgen.” Weliswaar kan de vader worden toegegeven dat de eiswijziging niet uitblinkt in duidelijkheid, maar nu volgens de vader zelf de gewijzigde vordering van de moeder tijdens de zitting is besproken, evenals de e-mail van Noordhoek van 20 februari 2018, is onvoldoende aannemelijk geworden dat het voor hem niet duidelijk was wat de bedoeling was van de moeder en welke vordering voorlag.
Het hof wijst in dit verband ook op de pleitaantekeningen in eerste aanleg van de advocaat van de man, waarin – overigens zonder processueel bezwaar – inhoudelijk wordt ingegaan op de vorderingen van de vrouw, in welk verband ook wordt gerefereerd aan de hiervoor geciteerde e-mail, waarbij onder meer is aangegeven dat de vrouw “
toch haar vordering handhaaft, althans de adviezen van Veilig Thuis wil opvolgen.
Gelet op voormelde gang van zaken, is het hof van oordeel dat de voorzieningenrechter geenszins buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden. Ook kan niet worden vastgesteld dat de vader door de behandeling van de vorderingen van moeder door de voorzieningenrechter in zijn belangen is geschaad of anderszins sprake is van strijd met een goede procesorde.
Grief 1 faalt.