Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
CONCEPT August 2016, for discussion purpose only’.
Mbt OVK moeten we toch echt overleggen. Ik wil wel eea op papier. We kunnen enkele artikelen wellicht eruit gooien maar ik wil absoluut duidelijkheid over de beëindiging en dus ook over de goodwill. (…) Laten we daar over praten want we moeten verder. Ik wil je er wel aan herinneren dat zolang wij niets hebben ondertekend jouw domein niet groter wordt; die blijft dan voorlopig zoals die nu is: Fr, B en Lux.’
Nieuwe poging om toch tot een ondertekening van een overeenkomst te komen
Alle geschillen voortvloeiende uit deze overeenkomst zullen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Amsterdam.’ Het forumkeuzebeding in het laatste tussen partijen gewisselde concept luidt: ‘
Alle geschillen voortvloeiende uit deze overeenkomst zullen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter van het arrondissement waar de principaal feitelijk bij het aangaan van de overeenkomst is gevestigd.’ De principaal in deze bepaling is Brightec, zodat ook op grond van dit laatste beding de rechter te Amsterdam bevoegd zou zijn.
for discussion purpose only’ bestemd was, ligt niet besloten een schriftelijke of een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst, zoals bedoeld in onderdeel a van de genoemde bepaling, waarbij een bevoegde rechter wordt aangewezen. Ook de omstandigheid dat de verschillende commentaren van [geïntimeerde] betrekking hadden op andere bepalingen dan het in de concepten opgenomen forumkeuzebeding, maakt niet dat is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 25, eerste lid onder a, van de (herschikte) EEX-Verordening. Er is evenmin sprake van een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter die is aangegaan in een vorm die door de handelwijzen van partijen gebruikelijk is geworden, zoals bedoeld in onderdeel b, nu partijen juist níet door middel van een concept een overeenkomst hebben gesloten, laat staan dat dit tussen hen gebruikelijk was, en nu de concepten alleen in het kader van onderhandelingen zijn gewisseld. Om dezelfde redenen kan, anders dan Brightec betoogt, niet worden gesproken van een tussen partijen overeengekomen forumkeuze in het kader van lopende handelsbetrekkingen. Dat partijen een overeenkomst hebben gesloten in een vorm overeenstemmend met een algemeen bekende gewoonte in de internationale handel, zoals bedoeld in onderdeel c van artikel 25, eerste lid, van de (herschikte) EEX-Verordening, kan bij wisseling van – niet door hen ondertekende – concepten met het oog op een nog te sluiten overeenkomst, al helemaal niet worden geoordeeld.
cruciale punten’ noemt die in de overeenkomst tussen partijen dienden te worden geregeld, en de e-mail van 23 januari 2015 van Brightec die in antwoord daarop meldt dat ‘
er (…) een complete samenhangende agentschapsovereenkomst onder de Nederlandse wet [moet] komen’, reppen niet over de aanwijzing van een bevoegde rechter. Uit de onder 3.4 en 3.5 aangehaalde latere e-mails van Brightec blijkt vervolgens onomstotelijk dat de inhoud van de te sluiten overeenkomst nog voorwerp van debat of, in ieder geval, nadere gedachtewisseling tussen partijen was, terwijl niets erop wijst dat zij het bedoelde forumkeuzebeding van dat debat of die nadere gedachtewisseling hebben willen uitzonderen. Integendeel, de onder 3.4 en 3.5 aangehaalde e-mails laten de mogelijkheid open dat dat beding nog voorwerp van overleg zou zijn. Partijen hebben bij gelegenheid van de pleidooien in hoger beroep op vraag van het hof verklaard dat zij over het forumkeuzebeding niet eerder hadden gesproken of gecorrespondeerd en het feit dat [geïntimeerde] tegen dat beding in de gewisselde concepten niet te hoop is gelopen, maakt niet dat hij daarmee heeft ingestemd of dat Brightec hierop redelijkerwijs mocht vertrouwen.
aan de Nederlandse wet voor agenten en mijn wensen’, niet – alsnog – diens instemming met het desbetreffende forumkeuzebeding inhield. De enkele mededeling van Brightec in dezelfde e-mail volgens welke de niet-ondertekende conceptovereenkomst met mondelinge aanvullingen ‘gewoon’ bleef gelden, verandert dat niet.
[ [geïntimeerde] ] heeft het agentschap voor de Franse, Belgische en Luxemburgse markt gevoerd.’ Tegen deze achtergrond valt niet in te zien dat de gevorderde voorlopige maatregelen, zoals onder 3.7 samengevat, indien toewijsbaar, in Nederland hun beslag zouden moeten krijgen.