Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Bij meerdaagse reizen uitgevoerd met reisleider, heeft de chauffeur voor de overige zakelijke kosten recht op een netto vergoeding van € 5,73 per dag.’ Artikel 34, vierde lid onder e, eerste volzin, van de cao bepaalt: ‘
Geen aanspraak op de vergoeding bestaat, indien de touroperator, organisator of opdrachtgever van de werkgever ten minste de bedragen, genoemd in artikel 34, lid 4, sub a, c of d aantoonbaar verstrekt aan de werknemer.’ [X] heeft de genoemde netto vergoeding van € 5,73 per dag niet aan [appellant] betaald voor de door Expat georganiseerde, onder 3.1 genoemde meerdaagse reizen in 2012 en 2013 behoudens een betaling van (7 x € 5,73 =) € 40,11 netto in oktober 2013.
principale beroepvan [appellant] richt zich tegen de afwijzing van zijn bovenomschreven vordering en tegen de begroting van de gedingkosten – in reconventie – aan zijn zijde op nihil. Het
incidentele beroepvan [X] keert zich tegen de afwijzing van haar bovenomschreven vordering. De grieven die in beide beroepen zijn voorgesteld, dienen deze doelen en lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Het hof overweegt daarover als volgt.
€ 40,11 netto in oktober 2013. Hij heeft in hoger beroep verder gewezen op – door hem overgelegde – verklaringen van verschillende reisleiders verbonden aan Expat die zijn vraag aan hen of zij hem tijdens de gemaakte reizen ooit (het specifieke bedrag van) € 5,73 per dag contant hadden betaald, steeds ontkennend hebben beantwoord. Met het voorgaande heeft [appellant] het door hem gestelde vorderingsrecht, ook in hoger beroep, tegenover de betwisting door [X] echter niet voldoende onderbouwd.
de touroperator, organisator of opdrachtgever van de werkgever’ voorziet, [X] zich op deze wijze van betaling beroept en vast staat dat aan [appellant] contante betalingen zijn gedaan door reisleiders van (de reisorganisator) Expat. De overgelegde verklaringen van reisleiders van Expat geven in het beloop en de samenstelling van die betalingen geen noemenswaardig inzicht, terwijl Expat bij brief van 16 mei 2016 aan [X] , haaks op de stellingen van [appellant] , heeft verklaard: ‘
All drivers have received (and receive) cash from the tour leader which forms the minimum daily allowance for drivers (expenses) paid of € 5,73’.
ritopdracht’, waarin – onder andere – zijn vermeld de vertrek- en terugkeerdata, de vertrekplaats en de bestemming en waarvan de laatste zin vóór de ‘
handtekening chauffeur’ luidt: ‘
Meerdaagse reizen zijn altijd met reisleiding, uw dagelijkse onkostenvergoeding (CAO) ontvangt u van opdrachtgever’. Dat formulier bevat, voorafgaand aan de aangehaalde zin, ruimte voor opmerkingen van de chauffeur. In 2012 en 2013, op welke jaren zijn vordering betrekking heeft, heeft [appellant] alleen in oktober 2013 een opmerking geplaatst op het formulier genummerd [nummer] (namelijk: ‘
Geen buitenlandtoeslag ontvangen van tourleader’), waarna [X] hem het onder 3.2 genoemde bedrag – overeenkomend met zeven dagvergoedingen – heeft betaald. Gelet op de uitdrukkelijke verwijzing naar de (aan de chauffeur toekomende) ‘
dagelijkse onkostenvergoeding (CAO)’ en naar de betaling daarvan door de opdrachtgever mocht [X] aan de ondertekening van de bedoelde formulieren door [appellant] redelijkerwijs de zin toekennen dat deze daarmee verklaarde dat hij de hem toekomende dagvergoeding had ontvangen (op de wijze voorzien in artikel 34, vierde lid onder e, eerste volzin, van de cao), tenzij hij vermeldde dat dit níet zo was. De aangehaalde opmerking van [appellant] op het formulier met nummer [nummer] vormt een sterke aanwijzing dat [appellant] het ondertekenen van de bedoelde formulieren in dezelfde zin opvatte. Diens ondertekening van de bedoelde formulieren zónder opmerking, met één uitzondering, brengt daarom mee dat [appellant] zijn vordering had moeten onderbouwen met feiten waaruit volgt dat hij de gevorderde dagvergoedingen desalniettemin niet heeft ontvangen. Deze onderbouwing ontbreekt.