ECLI:NL:GHAMS:2018:1832

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
9 juni 2018
Zaaknummer
200.195.686/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de bank voor faillissement van een groep van bedrijven na weigering van betalingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van F. van Lanschot Bankiers N.V. voor het faillissement van de Netlijn-groep, bestaande uit Netlijn Holding B.V., Netlijn Techniek B.V., Netlijn Amsterdam B.V., Netlijn Rotterdam B.V. en Netlijn Utrecht B.V. De curator, mr. Ernest-Paul Pandelitschka, stelde de bank aansprakelijk omdat deze weigerde verdere betalingen uit te voeren nadat de debetstand hoger was dan 70% van de aan de bank verpande debiteuren. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de bank niet onrechtmatig had gehandeld door de betalingen op te schorten, en deze beslissing werd in hoger beroep bevestigd. Het hof oordeelde dat de curator niet had aangetoond dat de bank toerekenbaar tekort was geschoten of onrechtmatig had gehandeld. De curator had in eerste aanleg gevorderd dat de bank zou worden veroordeeld tot betaling van de schulden van Netlijn, maar het hof oordeelde dat de bank gerechtigd was om de betalingen op te schorten gezien de ongereguleerde debetstand. De grieven van de curator werden verworpen en het vonnis van de rechtbank werd bekrachtigd, waarbij de curator werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.195.686/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/589014/HA ZA 15-563
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 29 mei 2018
inzake
Mr. Ernest-Paul PANDELITSCHKA,
in zijn hoedanigheid van curator van Netlijn Holding B.V., Netlijn Techniek B.V., Netlijn Amstedam B.V., Netlijn Rotterdam B.V. en Netlijn Utrecht B.V.,
kantoorhoudend te Amsterdam,
appellant,
advocaat: mr. C.M. de Breet te Amsterdam,
tegen
F. VAN LANSCHOT BANKIERS N.V.,
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
geïntimeerde,
advocaat: mr. T.H.D. Struycken te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna de curator en Van Lanschot genoemd.
De curator is bij dagvaarding van 11 juli 2016 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 mei 2016, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen de curator als eiser en Van Lanschot als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 23 juni 2017 doen bepleiten, de curator door mr. De Breet, voornoemd, en Van Lanschot door mr. Struycken, voornoemd, alsmede door mr. X.D. van Leeuwen, advocaat te Amsterdam. De curator heeft nog een productie in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
De curator heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
- uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vordering van de curator zal toewijzen, met veroordeling van Van Lanschot in de kosten van het geding in beide instanties met rente.
Van Lanschot heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met
- uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van de curator in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Met grief 1 tot en met 8 komt de curator op onderdelen op tegen de juistheid en volledigheid van de door de rechtbank vastgestelde feiten. Met inachtneming van hetgeen partijen dienaangaande hebben gesteld, komen de feiten, samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, neer op het volgende.
2.1
De Netlijn-groep (hierna: Netlijn) bestaande uit Netlijn Holding B.V., Netlijn Techniek B.V., Netlijn Amsterdam B.V., Netlijn Rotterdam B.V. en Netlijn Utrecht B.V. was een groep van bedrijven die zich bezighielden met detachering, arbeidsbemiddeling en werving van personeel. Vanaf 2000 was [X] (hierna: [X] ) statutair bestuurder en middelijk aandeelhouder van Netlijn.
2.2
Bij overeenkomst van 13 juli 2007 heeft Van Lanschot aan Netlijn een krediet in rekening-courant verstrekt van € 450.000,-. In de overeenkomst is onder meer bepaald dat het debetsaldo niet meer mag bedragen dan 70% van de waarde van de op enig moment uitstaande en aan Van Lanschot verpande vorderingen (niet ouder dan 3 maanden en niet zijnde intercompanyvorderingen ). Deze overeenkomst is vervangen door de kredietovereenkomst van 30 december 2008, waarbij het krediet is verhoogd tot € 550.000,-, welke overeenkomst op 28 april 2011 is verlengd. Ook daarin is bepaald dat het debetsaldo niet meer mocht bedragen dan 70% van de verpande vorderingen niet ouder dan 3 maanden.
2.3
Op 15 mei 2012 is aan Netlijn Amsterdam B.V. voorlopige surseance van betaling verleend met benoeming van mr. H. Kreikamp tot bewindvoerder.
2.4
Bij brief van 24 mei 2012 heeft Van Lanschot de kredietovereenkomst opgezegd.
2.5
Bij e-mail van 29 mei 2012 heeft mr. Kreikamp aan Van Lanschot en [X] bevestigd wat eerder die dag was afgesproken. In deze e-mail heeft Kreikamp onder meer bericht dat er naar schatting € 144.781,- aan betalingen moeten worden gedaan, dat volgens de prognose voor ca. een bedrag van € 140.000,- aan nieuwe vorderingen zal kunnen worden verpand, dat Van Lanschot uitgaande van een financiering van 70% normaal gesproken € 98.000,- zou financieren, maar dat Van Lanschot voldoende vertrouwen heeft in het cash flow overzicht van de groep en bereid is voor een bedrag van € 144.781,- betalingen uit te voeren.
2.6
Op 15 juni 2012 hebben Van Lanschot, Netlijn en ABN Amro N.V. (hierna: ABN Amro) een driepartijenovereenkomst gesloten waarin onder meer is opgenomen:
“(…)
  • Van Lanschot is op langere termijn niet bereid de financiering van de Netlijn-groep te continueren.
  • ABN Amro heeft de intentie de financiering van de Netlijn-groep van Van Lanschot over te nemen na sanering van de schulden. (…) Hiermee is enige tijd gemoeid, omdat er (nadat de schulden gesaneerd zijn) een procedure voor het verkrijgen van staatsgarantiekrediet doorlopen dient te worden die naar verwachting ca. 6 tot 8 weken zal duren;
(…) Indien met alle schuldeisers overeenstemming is bereikt en de schulden gesaneerd zijn, zal Van Lanschot ook in de periode 1 juli t/m 31 augustus 2012 in beginsel de betaling van alle vennootschappen binnen de Netlijn-groep blijven uitvoeren, teneinde overname van de financiering van de Netlijn-groep door ABN Amro op een redelijke en verantwoorde wijze mogelijk te maken. Het debetsaldo van de Netlijn-groep mag daarbij niet hoger worden dan € 495.000 en alle vorderingen van de Netlijn-groep op debiteuren dienen op de gebruikelijke wijze (middels wekelijkse indiening van pandlijsten) dagelijks aan Van Lanschot te worden verpand.
9. Voor het geval zich bijzondere omstandigheden voordoen waarin van Van Lanschot in alle redelijkheid niet verwacht kan worden dat zij zich aan de gemaakte afspraken houdt, behoudt Van Lanschot zich het recht voor te stoppen met de uitvoering van de betalingen. Dergelijke omstandigheden zijn o.a. (…). Van Lanschot zal met deze omstandigheden soepel en coulant om gaan.”.
De driepartijenovereenkomst is tweemaal verlengd laatstelijk op 6 november 2012 tot 31 december 2012. Voor deze verlenging heeft Van Lanschot een behandelingsfee in rekening gebracht.
2.7.
Op 17 juli 2012 is de surseance van Netlijn Amsterdam B.V. geëindigd door de homologatie van een akkoord.
2.8.
Bij e-mail van 4 april 2013 heeft [X] aan Van Lanschot bericht dat herfinanciering van Netlijn (nog) niet is gelukt en een informeel verzoek gedaan aan Van Lanschot om alsnog over te gaan tot herfinanciering/uitbreiding van de financiering van Netlijn.
2.9.
Op dezelfde dag heeft tussen [X] en Van Lanschot een telefoongesprek plaatsgevonden waaruit Van Lanschot heeft afgeleid dat op de door Netlijn ingediende debiteurenlijsten reeds betaalde vorderingen stonden. Bij e-mail van 4 april 2013 heeft Van Lanschot aan [X] om een nieuwe geschoonde debiteurenlijst gevraagd.
2.10.
Bij e-mail van 5 april 2013 heeft [X] aan Van Lanschot een memo en (onder meer) een geschoonde debiteurenlijst gezonden. In het memo heeft [X] onder meer vermeld dat hij al vanaf 2008 ‘vervuilde’ pandlijsten aanlevert en dat dit bij Van Lanschot bekend moet zijn omdat in 2008 al is afgesproken/geadviseerd de pandlijsten steeds per einde van de maand aan te leveren (vóór de verwerking van de bankmutaties in die periode).
2.11.
Begin april 2013 bedroeg de debetstand op het rekening-courantkrediet van Netlijn bij Van Lanschot € 443.537,26. Het op dat moment uitstaande bedrag aan verpande vorderingen bedroeg € 475.200,- (70% daarvan is € 332.640,-).
Op 11 april 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Netlijn en Van Lanschot, waarbij onder meer aan Netlijn is meegedeeld Van Lanschot niet langer bereid was de betalingsopdrachten uit te voeren.
2.12.
Van Lanschot heeft na 4 april 2013 (nagenoeg) geen betalingen meer uitgevoerd.
2.13.
Bij e-mail van 25 april 2013 heeft ABN Amro aan Netlijn geschreven, voor zover hier van belang:
“Graag ontvang ik de volgende informatie om te kunnen beoordelen of ABN Amro Commercial Finance tot een mogelijke passende aanbieding zou kunnen komen.
(…)
Zodra we de informatie hebben ontvangen, zal ik contact opnemen om het verdere vervolg af te stemmen. (…)”.
2.14.
Op 14 mei 2013 is de gehele Netlijn-groep op eigen aangifte failliet verklaard.
2.15.
In het op 13 juni 2013 gedateerde faillissementsverslag is vermeld dat Netlijn in 2010 een verlies heeft geleden van € 264.266,-, in 2011 een operationeel verlies heeft geleden van bijna € 350.000,- en een eenmalige bate had van ruim € 1 miljoen, in 2012 een verlies heeft geleden van € 287.045,- en in 2013 tot aan het faillissement een verlies heeft geleden van € 101.434,-.
2.16.
In december 2014 hebben getuigenverhoren ten overstaan van de rechter-commissaris in de faillissementen plaatsgevonden. In dat kader zijn onder andere [X] en [A] , [B] en [C] (alledrie van Van Lanschot) door de rechter-commissaris gehoord.

3.Beoordeling

3.1
De curator heeft in eerste aanleg gevorderd de veroordeling van Van Lanschot tot betaling aan de curator ten behoeve van de boedel het bedrag van de schulden van Netlijn, voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, nader op te maken bij staat.
De rechtbank heeft samengevat geoordeeld dat ook onder de driepartijenovereenkomst de afspraak dat met inachtneming van het kredietmaximum het debetsaldo niet meer mocht bedragen dan een bedrag ten belope van 70% van de openstaande, verpande debiteuren (niet ouder dan 3 maanden en niet zijnde intercompany vorderingen) van toepassing was en dat Van Lanschot gezien de begin april 2013 bestaande overstand niet onrechtmatig heeft gehandeld of toerekenbaar tekort is geschoten door te weigeren nog verdere betalingen te verrichten. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt de curator met zeventien grieven op.
3.2
De grieven 9 tot en met 13 komen samengevat (voor zover van belang) op tegen het oordeel van de rechtbank dat de driepartijenovereenkomst (mede) inhield dat het debetsaldo van Netlijn niet meer mocht bedragen dan 70% van de openstaande, aan Van Lanschot verpande, vorderingen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.3
Bij de uitleg van hetgeen partijen in de driepartijenovereenkomst van 15 juni 2012 zijn overeengekomen komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Anders dan de curator heeft betoogd, brengt de omstandigheid dat ABN Amro, als financier van (en namens) investeerder Chipsoft, tevens partij was bij de driepartijenovereenkomst nog niet met zich dat bij de uitleg van de driepartijenovereenkomst - in het bijzonder wat betreft de verhouding tussen Van Lanschot en Netlijn - een groter gewicht aan de letterlijke tekst moet worden toegekend.
In de tekst van de driepartijenovereenkomst is de koppeling tussen een percentage van de openstaande, verpande debiteuren en een maximum debetstand niet opgenomen.
Niet in geschil is dat de eerdere kredietovereenkomsten van 2007 en 2008 wel voorzagen in deze koppeling. De laatste kredietovereenkomst is weliswaar door Van Lanschot bij brief van 24 mei 2012 opgezegd toen Netlijn Amsterdam B.V. in surseance van betaling kwam te verkeren, maar Van Lanschot is toen evenwel niet overgegaan tot opeising van het verstrekte krediet, doch is eind mei 2012 met de bewindvoerder in de surseance van betaling van Netlijn Amsterdam B.V. overeengekomen dat voor een bedrag van € 144.781,- aan betalingen zou worden uitgevoerd, mits de Netlijn-groep haar vorderingen aan Van Lanschot zou blijven verpanden “zoals tot nu toe gebruikelijk”. In de daarna met medewerking van de bewindvoerder tot standgekomen driepartijenovereenkomst is vermeld dat Van Lanschot niet bereid is de financiering van de Netlijn-groep op langere termijn te continueren. De driepartijenovereenkomst was derhalve bedoeld om een overgang naar een andere financier mogelijk te maken.
Aan deze gang van zaken valt niet de gevolgtrekking te ontlenen dat Van Lanschot van de met de koppeling aan de financiering gestelde voorwaarde afstand heeft willen doen. Het ligt ook niet in de rede aan te nemen dat Van Lanschot, nadat Netlijn Amsterdam B.V. in surseance van betaling was komen te verkeren, alleen om aan Netlijn nog enige tijd te gunnen om een andere financier te zoeken, aan de financiering risicoverhogende soepelere voorwaarden heeft willen verbinden. Het betoog van de curator dat Van Lanschot een uitruil beoogd heeft van afstand van de betrokken koppeling tegen nadere voorwaarden, inhoudende dat het kredietmaximum werd verlaagd en dat de pandlijsten voortaan wekelijks (in plaats van maandelijks) moesten worden aangeleverd, volgt het hof niet. Van Lanschot heeft dit weersproken en door de curator is, behoudens de verwijzing naar de tekst van de driepartijenovereenkomst, waarin de koppeling ontbreekt, niet nader toegelicht waaruit blijkt dat deze uitruil is beoogd.
Verder is in de driepartijenovereenkomst bepaald dat de debiteuren “op de gebruikelijke wijze” zouden worden verpand. In de e-mail van 29 mei 2012 (kort voor de totstandkoming van de driepartijenovereenkomst) van de bewindvoerder in de surseance van Netlijn Amsterdam B.V. wordt verwezen naar een financiering van 70% van de debiteurenstand (zie 2.5).
Netlijn heeft gezien deze omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, redelijkerwijs niet mogen begrijpen dat Van Lanschot met de driepartijenovereenkomst een nieuw krediet onder geheel nieuwe voorwaarden heeft verstrekt en dat de eerder overeengekomen koppeling tussen de debetstand en het beloop van de verpande vorderingen door Van Lanschot werd prijsgegeven. Dat Van Lanschot bij de verlenging van de driepartijenovereenkomst op 6 november 2012 een behandelingsfee aan Netlijn in rekening heeft gebracht, leidt in de gegeven omstandigheden niet tot een ander oordeel.
De (eerder overeengekomen) koppeling moet geacht worden ook onderdeel te hebben uitgemaakt van de afspraken die partijen voor de periode tot de overgang naar een nieuwe financier in de driepartijenovereenkomst hebben gemaakt.
Het bewijsaanbod van de curator (grief 16) dat de debiteurenkoppeling in de driepartijenovereenkomst is losgelaten, moet, bij gebreke van voldoende concrete stellingen waaruit dit blijkt, worden gepasseerd.
3.4
Uit het vorenstaande volgt dat niet kan worden gezegd dat Van Lanschot toerekenbaar tekort is geschoten of onrechtmatig heeft gehandeld door, zoals de curator stelt, het uitvoeren van verdere betalingen op te schorten/te weigeren. Van Lanschot was op het moment dat de debetstand van Netlijn begin april 2013 hoger was dan het bedrag van 70% van de openstaande, verpande debiteuren, gerechtigd om te weigeren verdere betalingen uit te voeren.
3.5
De curator heeft zijn betoog dat de (in de ogen van Van Lanschot) ongereguleerde overstand medio april 2013 was ingelopen gezien de betwising door Van Lanschot (3.10.1 MvA) en het in eerste aanleg als prodructie 9 door Van Lanschot overgelegde overzicht van de debetstanden en saldi van (70% van) de openstaande debiteuren, waaruit dit niet kan worden afgeleid, onvoldoende toegelicht.
3.6
Uit het voorgaande volgt dat de grieven 9 tot en met 13 tevergeefs zijn voorgesteld.
3.7
Grief 14 komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat Van Lanschot niet eerder ervan op de hoogte hoefde te zijn dat de debetstand hoger was dan het bedrag van 70% van de uitstaande debiteuren en dat Van Lanschot niet gehouden was om de pandlijsten te controleren. Volgens de curator heeft Van Lanschot haar zorgplicht jegens Netlijn geschonden door in de periode van december 2008 tot 4 april 2013 nimmer de pandlijsten te controleren.
3.8
Het hof oordeelt hieromtrent als volgt. Van Lanschot was niet gehouden om te controleren of de door Netlijn op aangeleverde pandlijsten vermelde vorderingen reeds waren voldaan. Ook indien Van Lanschot vanaf december 2008 tot begin april 2013 steeds heeft goedgevonden dat door Netlijn vervuilde pandlijsten (dat wil zeggen pandlijsten waarop vorderingen stonden die reeds waren voldaan) werden aangeleverd, heeft Netlijn daaruit redelijkerwijs niet mogen afleiden dat een debetstand tot 70% van het totaalbedrag van die vervuilde pandlijsten was toegestaan. Netlijn wist immers, althans moet redelijkerwijs hebben geweten, dat de debetstand was gekoppeld aan (70% van) de nog openstaande vorderingen op debiteuren. Grief 14 faalt eveneens.
3.9
Grief 15 komt samengevat op tegen het oordeel van de rechtbank dat Van Lanschot in de gegeven omstandigheden mocht stoppen met het uitvoeren van verdere betalingen en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid Netlijn geen langere termijn behoefde te gunnen om te kunnen overstappen naar een andere financier.
3.1
Het hof heeft niet kunnen vaststellen wat Van Lanschot op 11 april 2013 nu precies heeft gezegd (binnen 48 een oplossing zoeken voor de ongeoorloofde overstand of het gehele krediet aflossen). Nu sprake was van een ongereguleerde overstand was Van Lanschot, zoals gezegd, gerechtigd om verdere betalingen op te schorten. De omstandigheid dat Van Lanschot wist dat de gesprekken met ABN Amro pas zouden worden voortgezet na ontvangst van de defititieve jaarcijfers 2012 (die niet voor 3 mei 2013 gereed zouden zijn) maakt niet dat Van Lanschot gelet op de eisen van redelijkheid en billijkheid gehouden was niettegenstaande een ongeoorloofde overstand betalingen te blijven uitvoeren. Grief 15 is tevergeefs voorgesteld.
3.11
De grieven 1 tot en met 8 leiden niet tot een ander oordeel en behoeven geen verdere bespreking. De curator heeft geen stellingen ingenomen die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden. Aan (nadere) bewijslevering komt het hof derhalve niet toe. De rechtbank heeft de curator op juiste gronden in de proceskosten veroordeeld. De grieven 16 en 17 falen eveneens.
3.12
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. De curator zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Van Lanschot begroot op € 5.213,- aan verschotten en € 13.740,- voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. Oranje, W.A.H. Melissen en E.E. van Tuyll van Serooskerken - Röell en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2018.