Bij de uitleg van hetgeen partijen in de driepartijenovereenkomst van 15 juni 2012 zijn overeengekomen komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Anders dan de curator heeft betoogd, brengt de omstandigheid dat ABN Amro, als financier van (en namens) investeerder Chipsoft, tevens partij was bij de driepartijenovereenkomst nog niet met zich dat bij de uitleg van de driepartijenovereenkomst - in het bijzonder wat betreft de verhouding tussen Van Lanschot en Netlijn - een groter gewicht aan de letterlijke tekst moet worden toegekend.
In de tekst van de driepartijenovereenkomst is de koppeling tussen een percentage van de openstaande, verpande debiteuren en een maximum debetstand niet opgenomen.
Niet in geschil is dat de eerdere kredietovereenkomsten van 2007 en 2008 wel voorzagen in deze koppeling. De laatste kredietovereenkomst is weliswaar door Van Lanschot bij brief van 24 mei 2012 opgezegd toen Netlijn Amsterdam B.V. in surseance van betaling kwam te verkeren, maar Van Lanschot is toen evenwel niet overgegaan tot opeising van het verstrekte krediet, doch is eind mei 2012 met de bewindvoerder in de surseance van betaling van Netlijn Amsterdam B.V. overeengekomen dat voor een bedrag van € 144.781,- aan betalingen zou worden uitgevoerd, mits de Netlijn-groep haar vorderingen aan Van Lanschot zou blijven verpanden “zoals tot nu toe gebruikelijk”. In de daarna met medewerking van de bewindvoerder tot standgekomen driepartijenovereenkomst is vermeld dat Van Lanschot niet bereid is de financiering van de Netlijn-groep op langere termijn te continueren. De driepartijenovereenkomst was derhalve bedoeld om een overgang naar een andere financier mogelijk te maken.
Aan deze gang van zaken valt niet de gevolgtrekking te ontlenen dat Van Lanschot van de met de koppeling aan de financiering gestelde voorwaarde afstand heeft willen doen. Het ligt ook niet in de rede aan te nemen dat Van Lanschot, nadat Netlijn Amsterdam B.V. in surseance van betaling was komen te verkeren, alleen om aan Netlijn nog enige tijd te gunnen om een andere financier te zoeken, aan de financiering risicoverhogende soepelere voorwaarden heeft willen verbinden. Het betoog van de curator dat Van Lanschot een uitruil beoogd heeft van afstand van de betrokken koppeling tegen nadere voorwaarden, inhoudende dat het kredietmaximum werd verlaagd en dat de pandlijsten voortaan wekelijks (in plaats van maandelijks) moesten worden aangeleverd, volgt het hof niet. Van Lanschot heeft dit weersproken en door de curator is, behoudens de verwijzing naar de tekst van de driepartijenovereenkomst, waarin de koppeling ontbreekt, niet nader toegelicht waaruit blijkt dat deze uitruil is beoogd.
Verder is in de driepartijenovereenkomst bepaald dat de debiteuren “op de gebruikelijke wijze” zouden worden verpand. In de e-mail van 29 mei 2012 (kort voor de totstandkoming van de driepartijenovereenkomst) van de bewindvoerder in de surseance van Netlijn Amsterdam B.V. wordt verwezen naar een financiering van 70% van de debiteurenstand (zie 2.5).
Netlijn heeft gezien deze omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, redelijkerwijs niet mogen begrijpen dat Van Lanschot met de driepartijenovereenkomst een nieuw krediet onder geheel nieuwe voorwaarden heeft verstrekt en dat de eerder overeengekomen koppeling tussen de debetstand en het beloop van de verpande vorderingen door Van Lanschot werd prijsgegeven. Dat Van Lanschot bij de verlenging van de driepartijenovereenkomst op 6 november 2012 een behandelingsfee aan Netlijn in rekening heeft gebracht, leidt in de gegeven omstandigheden niet tot een ander oordeel.
De (eerder overeengekomen) koppeling moet geacht worden ook onderdeel te hebben uitgemaakt van de afspraken die partijen voor de periode tot de overgang naar een nieuwe financier in de driepartijenovereenkomst hebben gemaakt.
Het bewijsaanbod van de curator (grief 16) dat de debiteurenkoppeling in de driepartijenovereenkomst is losgelaten, moet, bij gebreke van voldoende concrete stellingen waaruit dit blijkt, worden gepasseerd.