ECLI:NL:GHAMS:2018:179

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
24 januari 2018
Zaaknummer
200.215.004/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders inzake klacht van klager

In deze zaak heeft klager op 2 mei 2017 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 25 april 2017, waarin het verzet van klager tegen een eerdere beschikking van 24 mei 2016 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De kamer had in de bestreden beslissing het verzet van klager ongegrond verklaard. Klager had eerder een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders, welke klacht door de voorzitter van de kamer als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Klager heeft vervolgens verzet ingesteld, maar dit verzet werd ook ongegrond verklaard door de kamer.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof op 21 december 2017, waar klager is verschenen en het woord heeft gevoerd. De gerechtsdeurwaarders zijn niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van het geding en de inhoud van de eerdere beslissingen. Het hof oordeelt dat, volgens artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet, tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor klager geen rechtsmiddel openstaat. Dit rechtsmiddelenverbod kan alleen worden doorbroken als er sprake is van een fundamenteel rechtsbeginsel dat is veronachtzaamd, wat in dit geval niet is gesteld of gebleken.

Daarom concludeert het hof dat klager niet kan worden ontvangen in zijn hoger beroep. De beslissing van het hof is gegeven op 23 januari 2018 en klager is niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 25 april 2017.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.215.004/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/608751 / DW RK 16/538
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 januari 2018
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellant,
tegen
1. [naam],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
gemachtigde: [naam],
2. [naam],
3. [naam],
gerechtsdeurwaarders te [plaats],
geïntimeerden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 2 mei 2017 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 25 april 2017.
1.2.
De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet van klager tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 24 mei 2016, waarbij de klacht van klager tegen geïntimeerden (hierna gezamenlijk: de gerechtsdeurwaarders) als kennelijk ongegrond is afgewezen, ongegrond verklaard.
1.3.
Gerechtsdeurwaarder 1 heeft op 11 mei 2017 een verweerschrift bij het hof ingediend. Op 22 mei 2017 heeft het hof een verweerschrift van gerechtsdeurwaarders 2 en 3 ontvangen.
1.4.
Klager heeft op 22 mei 2017 en 26 juni 2017 nog aanvullende stukken bij het hof ingediend.
1.5.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 21 december 2017. Klager is verschenen en heeft het woord gevoerd. De gerechtsdeurwaarders zijn, met berichtgeving vooraf, niet verschenen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Ontvankelijkheid

3.1.
Klager heeft een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. De gerechtsdeurwaarders hebben verweer gevoerd. De voorzitter van de kamer heeft vervolgens bij beschikking van 24 mei 2016 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Deze beschikking is op 25 mei 2016 aan klager toegezonden, waarna klager bij brief van 26 mei 2016 verzet heeft ingesteld tegen deze beschikking. Het verzetschrift is behandeld op de terechtzitting van 28 februari 2017. De kamer heeft bij beslissing van 25 april 2017 het verzet ongegrond verklaard.
3.2.
Artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor de klager geen rechtsmiddel openstaat. Dat is ook vermeld onder de beslissing waarvan beroep. Van het in voormeld wetsartikel opgenomen rechtsmiddelenverbod kan slechts worden afgeweken, indien bij de totstandkoming van de beslissing een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd, dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. Dit laatste is gesteld noch gebleken.
3.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat klager niet kan worden ontvangen in zijn hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 25 april 2017.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018 door de rolraadsheer.