ECLI:NL:GHAMS:2018:1788

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
200.216.028/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een vervoersovereenkomst bij luchtvervoer en de uitleg van het Verdrag van Montreal

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Panalpina Welttransport (Deutschland) GmbH en Air China Cargo Co, Ltd. en Swissport Cargo Services The Netherlands B.V. over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een kwestie van verloren laptops tijdens een vervoersovereenkomst. Panalpina heeft in hoger beroep beroep gedaan op een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, die zich onbevoegd verklaarde op basis van artikel 33 van het Verdrag van Montreal. De laptops waren vervoerd van China naar Schiphol en zouden daarna naar Duitsland worden vervoerd. Een deel van de laptops is echter uit de loods van Swissport op Schiphol verdwenen.

De rechtbank oordeelde dat de plaats van bestemming van de goederen Duitsland was, zoals vermeld in de luchtvrachtbrief, en dat Schiphol slechts de plaats van overlading was. Panalpina betoogde dat Schiphol als plaats van bestemming moest worden aangemerkt, maar het hof verwierp deze stelling. Het hof benadrukte dat de uitleg van het Verdrag van Montreal verdragsautonoom dient te zijn en dat de term 'bestemming' in het verdrag verwijst naar de plaats waar de goederen aan de geadresseerde moeten worden afgeleverd.

Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen. Panalpina werd veroordeeld in de proceskosten van zowel Air China als Swissport. Het arrest werd uitgesproken op 8 mei 2018.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.216.028/01
zaak/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/247442 / HA ZA 16-532
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 mei 2018
inzake
de vennootschap naar Duits recht
PANALPINA WELTTRANSPORT (DEUTSCHLAND) GMBH,
gevestigd te Mörfelden, Bondsrepubliek Duitsland,
appellante,
advocaat: mr. A. al Mansouri te Utrecht,
tegen:
1. de vennootschap naar Chinees recht
AIR CHINA CARGO CO, LTD.,
gevestigd te Beijing, Volksrepubliek China,
geïntimeerde,
advocaat: mr. T. van der Valk te Rotterdam,

2 SWISSPORT CARGO SERVICES THE NETHERLANDS B.V.

gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. Lebbing te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Panalpina, Air China en Swissport genoemd. Geïntimeerden worden gezamenlijk Air China c.s. genoemd.
Panalpina is bij dagvaarding van 11 april 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis in incident van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 11 januari 2017, onder bovengenoemd zaak-/rolnummer gewezen tussen Panalpina als eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident en Air China c.s. als eiseressen in het incident, gedaagden in de hoofdzaak.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord van Air China;
- memorie van antwoord van Swissport.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Panalpina heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis in het incident zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van Air China c.s. zal afwijzen en zal verklaren dat de rechtbank Noord-Holland bevoegd is om van de vorderingen tegen Air China c.s. kennis te nemen, met beslissing over de proceskosten, met nakosten.
Air China en Swissport hebben ieder afzonderlijk geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten, met nakosten en wettelijke rente.

2.Feiten

2.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1.1.
Air China heeft in opdracht van Panalpina een hoeveelheid laptops vervoerd. Volgens de luchtvrachtbrieven ving het vervoer aan in Chongqing in China en waren de bestemmingen de luchthavens Keulen (CGN) respectievelijk Neurenberg (NUE) in Duitsland.
2.1.2.
Ter uitvoering van de vervoersovereenkomst heeft Air China de laptops per vliegtuig van China naar Schiphol vervoerd en vervolgens opgeslagen in een loods van grondafhandelaar Swissport op Schiphol. Van daaruit zouden de laptops per vrachtwagen naar Duitsland worden vervoerd.
2.1.3.
Een deel van de laptops is uit de loods van Swissport verdwenen.

3.Beoordeling

3.1
In dit geding heeft Panalpina Air China c.s. in verband met de schade ten gevolge van het verlies van de laptops voor de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) gedagvaard.
3.2
Air China c.s. hebben in het incident aangevoerd dat de rechtbank geen rechtsmacht heeft, gelet op de toepasselijke regeling uit het Verdrag van Montreal (“VvM”). De rechtbank heeft hen daarin in het gelijk gesteld. Daartoe werd - samengevat - overwogen dat op de onderhavige zaak het VvM van toepassing is en dat artikel 33 VvM bepaalt voor welke rechter een rechtsvordering tot schadevergoeding moet worden gebracht. Het betoog van Panalpina dat Schiphol moet worden aangemerkt als plaats van bestemming omdat de goederen vanaf Schiphol niet meer door de lucht maar over de weg zouden worden vervoerd werd verworpen op de grond, dat Schiphol de plaats van overlading van de goederen was, maar Duitsland de plaats van bestemming. Tegen dit oordeel en de gronden waarop het berust is Panalpina onder aanvoering van ongenummerde grieven in hoger beroep opgekomen.
3.3
Artikel 33 lid 1 VvM luidt:
De rechtsvordering tot schadevergoeding moet ter keuze van de eiser worden ingesteld binnen het gebied van een der staten die partij zijn bij dit verdrag, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de vervoerder, of van de hoofdzetel van
diens onderneming of van de plaats waar hij een vestiging heeft, door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten, hetzij voor de rechter van de plaats van bestemming.
3.4
Panalpina voert ook in hoger beroep aan dat Schiphol als plaats van bestemming in de zin van artikel 33 VvM heeft te gelden omdat de bestemmingen in Duitsland weliswaar de (eind)bestemmingen zijn van het vervoer, maar niet van het luchtvervoer. Deze grief faalt. De vraag wat wordt bedoeld met de in artikel 33 VvM genoemde “bestemming” is een vraag van uitleg van het Verdrag, welke uitleg verdragsautonoom dient te geschieden. In dat verband bepaalt artikel 31 lid 1 van het Weens Verdragenverdrag (Verdrag van Wenen inzake het Verdragenrecht van 23 mei 1969, Trb. 1985, 79) dat een verdrag te goeder trouw dient te worden uitgelegd “
overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het verdrag, in hun context en in het licht van voorwerp en doel van het verdrag”.
3.5
Het hof overweegt als volgt. De term “bestemming” wordt op diverse plaatsen in het VvM gehanteerd. Uit de eenduidige wijze waarop dat gebeurt valt niet anders af te leiden dan dat met de term bestemming wordt bedoeld: de plaats waar de goederen op grond van de vervoersovereenkomst aan de geadresseerde moeten worden afgeleverd. Dat brengt mee dat de vraag wat in het onderhavige geval de bestemming van de laptops was, moet worden beantwoord aan de hand van hetgeen de luchtvrachtbrief, waarin de vervoersovereenkomst is belichaamd, daarover vermeldt. De bestemmingen volgens de onderhavige luchtvrachtbrieven waren in Duitsland; Schiphol wordt in de luchtvrachtbrieven niet genoemd. Dat het feitelijke luchtvervoer op Schiphol eindigde en het verdere vervoer per vrachtwagen zou plaatsvinden is in dit verband niet relevant en schept geen bevoegdheid voor de Nederlandse rechter. De rechtbank heeft zich dus terecht onbevoegd verklaard.
3.6
Panalpina heeft nog betoogd dat de onderhavige vervoersovereenkomst gecombineerd vervoerd betreft als bedoeld in artikel 38 lid 1 VvM. Tussen partijen is echter niet in geschil dat het verlies van de goederen heeft plaatsgevonden tijdens de periode van luchtvervoer, zodat (wat er ook van zij dat een gedeelte van het vervoer feitelijk over de weg zou hebben moeten plaatsvinden) het VvM op het onderhavige geschil ten volle van toepassing is. Daarom wordt de bevoegdheid van de rechter uitsluitend bepaald door artikel 33 VvM, met het onder 3.5 vermelde gevolg. Ook in zoverre faalt de grief van Panalpina.
3.7
Panalpina heeft ook nog aangevoerd dat de rechtbank wel bevoegd is omdat Schiphol de woonplaats is van vervoerder Air China. Air China heeft daar namelijk een vestiging en volgens Pinalpina is op het in artikel 33 VvM gehanteerde begrip “woonplaats” het bepaalde in de artikelen 1:10 lid 2 BW en 1:14 BW van toepassing. Dit betoog treft geen doel. Zoals hiervoor overwogen dient het VvM verdragsautonoom te worden uitgelegd. De uitleg dat iedere vestiging van een vervoerder als woonplaats geldt verdraagt zich niet met de tekst van artikel 33 VvM. Die uitleg zou bovendien het in het artikel, naast de woonplaats, afzonderlijk noemen van de hoofdzetel van de vervoerder alsmede de plaats van vestiging van de vervoerder door de zorg waarvan de vervoersovereenkomst is gesloten, zinledig maken.
3.8
Volgens Panalpina is de rechtbank toch bevoegd omdat Swissport, die statutair op Schiphol is gevestigd, zelf als vervoerder moet worden aangemerkt omdat zij als hulppersoon van Air China optrad. Swissport heeft dat bestreden, stellend dat zij op Schiphol slechts de grondafhandelaar van Air China is. Panalpina heeft haar standpunt dat een hulppersoon zelf als vervoerder moet worden aangemerkt verder niet toegelicht en de juistheid van dat standpunt is het hof ook niet gebleken, zodat de grief reeds daarom moet falen.
3.9
Nu tussen partijen vaststaat dat de laptops tijdens de periode van het luchtvervoer vermist zijn geraakt, bepaalt artikel 33 VvM bij uitsluiting welke rechter bevoegd is van de vordering van Panalpina kennis te nemen. Dat betekent dat de overige gronden die Panalpina aanvoert ter onderbouwing van haar standpunt dat de rechtbank bevoegd is, onbesproken kunnen blijven.
3.1
De slotsom luidt dat de grieven falen. Het bestreden vonnis in incident wordt bekrachtigd. Panalpina zal als de in het ongelijk te stellen partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Panalpina in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Air China begroot op € 5.200,= aan verschotten en € 3.919,= voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken kostenveroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
veroordeelt Panalpina in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Swissport begroot op € 5.200,= aan verschotten en € 3.919,= voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken kostenveroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, L.A.J. Dun en C.C. Meijer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2018.