ECLI:NL:GHAMS:2018:178

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
24 januari 2018
Zaaknummer
200.218.110/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders inzake klacht tegen gerechtsdeurwaarder

In deze zaak heeft appellant, hierna klager genoemd, op 26 juni 2017 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 20 juni 2017. Deze beslissing verklaarde het verzet van klager tegen een eerdere beschikking van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 19 juli 2016, waarbij de klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond was afgewezen, ongegrond. Klager heeft op 4 juli 2017 het beroepschrift ondertekend en ingediend bij het hof. De gerechtsdeurwaarder heeft op 26 juli 2017 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 21 december 2017, waar klager is verschenen en het woord heeft gevoerd, terwijl de gerechtsdeurwaarder niet aanwezig was.

Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste instantie en de ingediende stukken. Klager had een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder, die verweer heeft gevoerd. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager heeft verzet ingesteld, maar de kamer heeft dit verzet ongegrond verklaard. Volgens artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat er geen rechtsmiddel open tegen de beslissing van de kamer op het verzet. Dit rechtsmiddelenverbod kan alleen worden doorbroken als er een fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd, wat in deze zaak niet is gesteld of gebleken.

Het hof concludeert dat klager niet kan worden ontvangen in zijn hoger beroep en verklaart hem niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 20 juni 2017. Deze beslissing is gegeven door de rechters J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en is openbaar uitgesproken op 23 januari 2018.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.218.110/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/612649 / DW RK 16/805
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 januari 2018
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellant,
tegen
[naam],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 26 juni 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 20 juni 2017 (ECLI:NL:TGDKG:2017:138).
1.2.
De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet van klager tegen de beschikking van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 19 juli 2016, waarbij de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) als kennelijk ongegrond was afgewezen, ongegrond verklaard.
1.3.
Op 4 juli 2017 heeft klager het beroepschrift ondertekend bij het hof ingediend.
1.4.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 26 juli 2017 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.5.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 21 december 2017. Klager is verschenen en heeft het woord gevoerd. De gerechtsdeurwaarder is, met berichtgeving vooraf, niet verschenen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Ontvankelijkheid

3.1.
Klager heeft een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft vervolgens bij beschikking van 19 juli 2016 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Deze beschikking is bij brief van 20 juli 2016 aan klager toegezonden, waarna klager bij brief van 22 juli 2016 verzet heeft ingesteld tegen deze beschikking. Het verzetschrift is behandeld op de terechtzitting van 2 mei 2017, alwaar klager is verschenen. De kamer heeft bij beslissing van 20 juni 2017 het verzet ongegrond verklaard.
3.2.
Artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor de klager geen rechtsmiddel openstaat. Dat is ook vermeld onder de beslissing waarvan beroep. Van het in voormeld wetsartikel opgenomen rechtsmiddelenverbod kan slechts worden afgeweken, indien bij de totstandkoming van de beslissing een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd, dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. Dit laatste is gesteld noch gebleken.
3.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat klager niet kan worden ontvangen in zijn hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 20 juni 2017.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018 door de rolraadsheer.