ECLI:NL:GHAMS:2018:178
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders inzake klacht tegen gerechtsdeurwaarder
In deze zaak heeft appellant, hierna klager genoemd, op 26 juni 2017 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 20 juni 2017. Deze beslissing verklaarde het verzet van klager tegen een eerdere beschikking van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 19 juli 2016, waarbij de klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond was afgewezen, ongegrond. Klager heeft op 4 juli 2017 het beroepschrift ondertekend en ingediend bij het hof. De gerechtsdeurwaarder heeft op 26 juli 2017 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 21 december 2017, waar klager is verschenen en het woord heeft gevoerd, terwijl de gerechtsdeurwaarder niet aanwezig was.
Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste instantie en de ingediende stukken. Klager had een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder, die verweer heeft gevoerd. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager heeft verzet ingesteld, maar de kamer heeft dit verzet ongegrond verklaard. Volgens artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat er geen rechtsmiddel open tegen de beslissing van de kamer op het verzet. Dit rechtsmiddelenverbod kan alleen worden doorbroken als er een fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd, wat in deze zaak niet is gesteld of gebleken.
Het hof concludeert dat klager niet kan worden ontvangen in zijn hoger beroep en verklaart hem niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 20 juni 2017. Deze beslissing is gegeven door de rechters J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en is openbaar uitgesproken op 23 januari 2018.