Uitspraak
De feiten en de rechtsgang
.Het hof heeft voorts kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 mei 2018 een beschikking gegeven op het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die op dat moment verbleef in het Justitieel Complex Zaanstad. De verdachte, geboren in 1989, had een verzoek ingediend om zijn voorlopige hechtenis te schorsen. Het hof heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de relevante stukken, waaronder het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2018. Tijdens de behandeling in raadkamer zijn zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.W. Flokstra, gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, en dat het vonnis van de rechtbank niet op een juridische of feitelijke misslag berust. Het hof heeft geconcludeerd dat de belangen van de verdachte bij invrijheidstelling niet opwegen tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid. Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.