In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA op 13 mei 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte ongeveer 0,62 gram cocaïne en 36,5 tabletten MDMA, beide middelen als bedoeld in de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen kwam. De verdachte werd vrijgesproken van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 50 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken geëist. De raadsvrouw pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf, maar het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte een gevangenisstraf en een werkstraf rechtvaardigden.
Het hof heeft uiteindelijk de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd en een taakstraf van 40 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van deze veroordeling. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van twee rechters die buiten staat waren om te ondertekenen.