ECLI:NL:GHAMS:2018:1741
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van uitgeven van vals geld na hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1992, was aangeklaagd voor het uitgeven van vals geld. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 24 april 2017, waarin de verdachte was vrijgesproken. Tijdens de zitting op 19 april 2018 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd en de overwegingen van de politierechter aangepast. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met een mededader vals geld had uitgegeven, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldiging te ondersteunen. De medeverdachte had bij verschillende winkels vals geld aangeboden, maar het hof kon niet vaststellen dat de verdachte op de hoogte was van de valsheid van de bankbiljetten of dat hij betrokken was bij de vervalsing.
De beslissing van het hof was om de verdachte vrij te spreken, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat hij wist dat het geld vals was. Het hof concludeerde dat de argumenten van de advocaat-generaal niet voldoende waren om tot een andere conclusie te komen. Het arrest werd uitgesproken in de openbare terechtzitting van het gerechtshof, waarbij de rechters aanwezig waren, maar niet allemaal in staat waren om het arrest mede te ondertekenen.