ECLI:NL:GHAMS:2018:1732

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
23-002409-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal op Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 27 juni 2017 was gewezen. De verdachte is veroordeeld voor diefstal van een tas van een reiziger op Schiphol, gepleegd op 12 juni 2017. De verdachte had de tas, die een spelcomputer bevatte, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen. Het hof oordeelde dat er geen redelijke ontzenuwende verklaring van de verdachte was voor zijn handelen, en dat de feiten en omstandigheden wezenlijk duidden op diefstal. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor diefstallen, wat meegewogen werd in de strafmaat. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Het hof bevestigde deze straf, waarbij het belang van de slachtoffers en de impact van diefstal op reizigers op een luchthaven werd benadrukt. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die als gevolg van de diefstal schade had geleden. De vordering tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, met een bedrag van $ 555,28, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de diefstal.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002409-17
datum uitspraak: 1 juni 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-104920-17 tegen
[verdachte],
geboren te Land onbekend op [geboortedatum] 1982,
adres: thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juni 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een witte tas inhoudende een spelcomputer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan om proceseconomische redenen niet in stand blijven.

Bespreking van een ter terechtzitting gevoerd verweer

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig bewijs en heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Op basis van de stukken in het dossier is niet vast te stellen dat de weggenomen tas van de aangever was. Bovendien is niet verifieerbaar of alle voorwerpen die de aangever heeft genoemd in die tas zaten dan wel of anderen de beschikking hebben gehad over de inhoud van de tas.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van aangifte en het aanvullend proces-verbaal van 14 juni 2017, met een aanvullende verklaring van de aangever, blijkt dat de tas van de aangever met inhoud, op 12 juni 2017 na 9:15 uur is weggenomen bij het Rembrandt café op Schiphol en dat de aangever de tas op de camerabeelden als de zijne herkent en tevens de plek bij het café herkent waar hij de tas heeft neergezet.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep
de stillsvan de camerabeelden bekeken, die zich als kleurkopieën in het dossier bevinden, en het volgende waargenomen.
  • De beelden op de
  • De verdachte is na zijn aanhouding die dag op Schiphol gefotografeerd, daarvan zijn de foto’s afgedrukt op pagina 31.
  • De verdachte vertoont sterke overeenkomsten met de persoon op de
  • De verdachte heeft evenals de persoon op de
  • Ook de rugzak van de verdachte komt overeen met die van de man op de stills, qua formaat en heeft eveneens diverse kleuren en een opvallende zig-zag bevetering aan de achterzijde.
  • Op de
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 12 juni 2017 blijkt dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de verdachte eveneens hebben herkend op de
stills.
Alle overeenkomsten in onderling verband bezien, tegen het licht van de overige inhoud van het dossier, kan het niet anders dan dat de verdachte degene is die de tas van de aangever heeft weggenomen.
Bij gebreke van een redelijke, redengevende ontzenuwende verklaring van de verdachte voor deze feiten en omstandigheden, die naar hun uiterlijke verschijningsvorm het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening opleveren, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de tas van de aangever heeft gestolen.
De inhoud van het dossier noch anderszins rechtvaardigen de conclusie van de raadsman dat de door de aangever opgesomde gestolen goederen niet in de tas aanwezig waren toen de verdachte deze wegnam.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 juni 2017 te Schiphol met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een witte tas inhoudende een spelcomputer toebehorende aan [benadeelde 1] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat hij strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot diezelfde straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een tas gestolen van een reiziger op Schiphol. Diefstal veroorzaakt overlast, schade en hinder, in het bijzonder voor de reizende toerist op de luchthaven en kan in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 mei 2018 is hij eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld voor diefstallen. Het hof is daarom van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Het hof acht alles afwegende een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt $ 578,25. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van $ 555,28, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de schoenen van de vriendin van [benadeelde 1] , is het hof van oordeel dat een machtiging namens de vriendin bij het verzoek tot schadevergoeding in het dossier ontbreekt. In zoverre kan de benadeelde partij in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal op na te noemen wijze worden opgelegd, om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
$ 555,28 (vijfhonderdvijfenvijftig U.S. dollar en achtentwintig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
$ 555,28 (vijfhonderdvijfenvijftig U.S. dollar en achtentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 12 juni 2017.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. M.L.M. van der Voet en mr. E.H.M. Druijf, in tegenwoordigheid van A.D. Renshof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2018.
mr. E.H.M. Druijf is buiten staat dit arrest te ondertekenen