ECLI:NL:GHAMS:2018:1731

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
23-000362-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal met braak uit een personenauto

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 27 januari 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1959, was beschuldigd van diefstal door middel van braak, waarbij hij op 30 maart 2013 in Amsterdam een navigatiesysteem uit een personenauto heeft weggenomen. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de auto door een achterruit in te slaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard, maar heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een andere straf opgelegd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 50 uren, deels voorwaardelijk, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in het proces. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn vrijwillige begeleiding bij HVO Querido en zijn motivatie om zijn drugsproblematiek aan te pakken. De overschrijding van de redelijke termijn, die meer dan een jaar en drie maanden bedroeg, is verdisconteerd in de strafmaat. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000362-15
datum uitspraak: 1 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 januari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-243813-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 maart 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (gekentekend [kenteken] ) heeft weggenomen een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door een (achter)ruit van voornoemde personenauto in te slaan en/of te forceren, in elk geval door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing ten aanzien van de straf komt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 maart 2013 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto, gekentekend [kenteken] , heeft weggenomen een navigatiesysteem, toebehorende aan [benadeelde] , waarbij hij zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door een achterruit van die personenauto in te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, bij niet verrichten te vervangen door 30 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 eerste lid van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een diefstal met braak uit een auto gepleegd en hiermee heeft hij er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten aan het eigendomsrecht van een ander. Daarnaast heeft hij schade en hinder berokkend aan de gedupeerde eigenaar. Bovendien brengen dergelijke misdrijven gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld. Nu deze veroordelingen geen recente gelijksoortige misdrijven betreffen zal het hof deze niet in het nadeel van de verdachte meewegen.
In het voordeel van de verdachte weegt mee dat hij zich vrijwillig laat begeleiden door HVO Querido en gemotiveerd lijkt om na een langdurige verslaving zijn drugsproblematiek aan te pakken. Dit vormt de aanleiding om de straf gedeeltelijk voorwaardelijk op te leggen. De verdachte kan deze kans aangrijpen en dit dient tevens als stok achter de deur om niet opnieuw over te gaan tot het plegen van een strafbaar feit.
Met betrekking tot de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM en het procesverloop in hoger beroep in deze zaak wordt het volgende overwogen.
De politierechter heeft op 27 januari 2015 het vonnis uitgesproken. Diezelfde dag heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof heeft op 18 mei 2018 uiteindelijk de zaak inhoudelijk behandeld. De zaak is dus in hoger beroep niet afgerond met een eindbeslissing binnen twee jaren na instellen van het rechtsmiddel. De redelijke termijn is overschreden met ruim 1 jaar en 3 maanden.
Deze overschrijding zal worden verdisconteerd in de strafmaat, in die zin dat het hof, alles afwegende en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, in beginsel een taakstraf voor de duur van 50 uren passend en geboden acht, maar deze, gelet op het tijdsverloop, zal matigen tot een deels voorwaardelijke taakstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
25 (vijfentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. M.L.M. van der Voet en mr. E.H.M. Druijf, in tegenwoordigheid van A.D. Renshof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2018.
mr. E.H.M. Druijf is buiten staat dit arrest te ondertekenen