ECLI:NL:GHAMS:2018:173
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing klacht gerechtsdeurwaarder
In deze zaak heeft klaagster op 6 juli 2017 een beroepschrift ingediend tegen een beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 27 juni 2017 de klacht van klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond had afgewezen. Klaagster was van mening dat deze beslissing onterecht was en heeft daarom hoger beroep aangetekend. De gerechtsdeurwaarder heeft op 17 juli 2017 een verweerschrift ingediend, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet ter zitting te verschijnen. Het hof heeft de zaak op 21 december 2017 buiten aanwezigheid van partijen behandeld, waarbij de ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep centraal stond.
Het hof heeft vastgesteld dat klaagster in oktober 2016 een klacht had ingediend bij de kamer, die door de plaatsvervangend voorzitter was afgewezen. Volgens artikel 39 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet kan tegen een dergelijke beslissing binnen veertien dagen verzet worden aangetekend. Aangezien klaagster dit niet had gedaan, concludeerde het hof dat er geen ander rechtsmiddel openstond tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer. Hierdoor was klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep. De beslissing van het hof werd op 23 januari 2018 openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.