ECLI:NL:GHAMS:2018:173

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
200.218.791/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing klacht gerechtsdeurwaarder

In deze zaak heeft klaagster op 6 juli 2017 een beroepschrift ingediend tegen een beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 27 juni 2017 de klacht van klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder als kennelijk ongegrond had afgewezen. Klaagster was van mening dat deze beslissing onterecht was en heeft daarom hoger beroep aangetekend. De gerechtsdeurwaarder heeft op 17 juli 2017 een verweerschrift ingediend, maar beide partijen hebben ervoor gekozen om niet ter zitting te verschijnen. Het hof heeft de zaak op 21 december 2017 buiten aanwezigheid van partijen behandeld, waarbij de ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep centraal stond.

Het hof heeft vastgesteld dat klaagster in oktober 2016 een klacht had ingediend bij de kamer, die door de plaatsvervangend voorzitter was afgewezen. Volgens artikel 39 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet kan tegen een dergelijke beslissing binnen veertien dagen verzet worden aangetekend. Aangezien klaagster dit niet had gedaan, concludeerde het hof dat er geen ander rechtsmiddel openstond tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer. Hierdoor was klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep. De beslissing van het hof werd op 23 januari 2018 openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.218.791/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/616863 DW RK 16/1108
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 januari 2018
inzake
[appellante] ,
wonend te [plaats] ,
appellante,
tegen
[geïntimeerde] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 6 juli 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) als bedoeld in artikel 39 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) van 27 juni 2017.
1.2.
De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) als kennelijk ongegrond afgewezen.
1.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 17 juli 2017 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
Klaagster en de gerechtsdeurwaarder hebben het hof vooraf laten weten niet te zullen verschijnen. Het hof heeft de zaak, voor wat de ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep betreft, op 21 december 2017 buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep

3.1.
Klaagster heeft bij brief van 14 oktober 2016 bij de kamer een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 27 juni 2017 de klacht van klaagster afgewezen als kennelijk ongegrond. Tegen die beslissing is klaagster nu in hoger beroep gekomen.
3.2.
Ingevolge artikel 39 lid 2 Gdw kan tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer tot afwijzing van een klacht binnen veertien dagen na de dag van verzending van de kennisgeving schriftelijk verzet worden gedaan bij de kamer. Tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer staat geen ander rechtsmiddel open.
3.3.
Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep.
3.4.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer van 27 juni 2017.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018 door de rolraadsheer.