ECLI:NL:GHAMS:2018:1729

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
23-004628-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam inzake diefstal van sieraden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 20 december 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1998, was beschuldigd van diefstal van twee paar oorbellen, die toebehoorden aan een benadeelde. De diefstal vond plaats op 25 maart 2017 in Amsterdam. Tijdens de zitting op 18 mei 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De raadsman voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat de officier van justitie een vervolgingsbeslissing had genomen zonder kennis te hebben genomen van de verklaring van de verdachte. Het hof oordeelde echter dat de vervolgingsbeslissing niet in strijd was met de beginselen van een goede procesorde en dat de verdachte niet in zijn verdediging was geschaad.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de diefstal had gepleegd door de oorbellen uit de winkel van C&A te nemen. De verdachte werd wettig en overtuigend schuldig bevonden aan de diefstal, maar het hof besloot om geen straf of maatregel op te leggen op basis van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij een opleiding volgt. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd. De beslissing van het hof werd genomen in het belang van de verdachte, gezien zijn omstandigheden en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004628-17
datum uitspraak: 1 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-056893-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 mei 2018.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee paar oorbellen, althans een of meer sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bespreking van een verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Daartoe is aangevoerd dat hoewel de verdachte voor een voorwaardelijk sepot in aanmerking kwam de officier van justitie, terwijl deze nog geen kennis had kunnen nemen van de verklaring van de verdachte, niettemin een vervolgingsbeslissing heeft genomen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het openbaar ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Van een dergelijk uitzonderlijk geval is hier geen sprake.
Uit de inhoud van de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat de vervolgingsbeslissing is genomen met veronachtzaming van de belangen van de verdachte. Niet is gebleken dat de verklaring van de verdachte niet is meegewogen bij de vervolgingsbeslissing. Blijkens het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 25 maart 2017 is dit verhoor beëindigd om 19.20 uur. Diezelfde dag is de verdachte om 20.15 uur op last van de officier van justitie heengezonden, waarna, zoals het hof begrijpt, hem een strafbeschikking is uitgereikt.
Gelet op de bekentenis van de verdachte en de aard van de zaak (winkeldiefstal) heeft de officier van justitie in redelijkheid binnen die termijn tot een afgewogen vervolgingsbeslissing kunnen komen.
Het hof verwerpt het verweer. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

Bespreking van een ter terechtzitting gevoerd verweer

De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens de aangifte en de verklaring van de verdachte heeft hij in de winkel van C&A een verpakking met een groot aantal oorbellen geopend, daar 2 paar oorbellen uit gepakt en deze in zijn zak gestoken.
Op deze manier heeft hij de winkelgoederen onttrokken aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende en daarover als heer en meester beschikt. Daarmee is de diefstal voltooid.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 maart 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee oorbellen toebehorende aan [benadeelde] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat hij strafbaar is.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de draagkracht van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijk geldboete ter hoogte van € 200,-, subsidiair 4 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld.
De raadsman van de verdachte heeft op grond van de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
De verdachte heeft oorbellen ter waarde van ongeveer 10 euro gestolen en heeft dus geen respect getoond voor het eigendomsrecht van anderen en hierop inbreuk gemaakt. Dergelijke feiten veroorzaken overlast voor de winkelier en de aanwezige klanten. Mede gelet op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, zou de oplegging van een geldboete van € 200,- in beginsel gerechtvaardigd zijn. Het hof ziet echter termen om daarvan in deze zaak af te wijken.
Het hof houdt er rekening mee dat de verdachte niet eerder en evenmin nadien met justitie in aanraking is gekomen en met zijn huidige persoonlijke omstandigheden, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, waaronder diens jeugdige leeftijd en geringe draagkracht en dat hij een opleiding volgt.
Met de verdediging is het hof in dit geval van oordeel dat in verband met deze omstandigheden het raadzaam is op de voet van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat aan de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Vernietigtde eerder uitgevaardigde
strafbeschikkingvan onbekende datum onder CJIB nummer
1305689317.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman , mr. M.L.M. van der Voet en mr. E.H.M. Druijf, in tegenwoordigheid van A.D. Renshof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2018.
mr. E.H.M. Druijf is buiten staat dit arrest te ondertekenen