ECLI:NL:GHAMS:2018:1725

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
23-001207-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van een fiets, gepleegd op 17 maart 2017 te Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 mei 2018 heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De verdediging voerde aan dat de verbalisanten in hun proces-verbaal aannames deden en dat er tegenstrijdigheden in hun verklaringen waren. Het hof heeft echter de waarnemingen van de verbalisanten als betrouwbaar beschouwd en geen reden gezien om aan hun verklaringen te twijfelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de diefstal met opzet een fiets heeft geprobeerd te stelen door middel van braak. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal en het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. Daarnaast zijn er beslissingen genomen omtrent de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een multitool en sleutels, die verbeurd zijn verklaard. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één week, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001207-17
datum uitspraak: 1 juni 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701477-17 en 23-001381-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
adres: thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 mei 2018 en overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan een tot op heden onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat weg te nemen fiets heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en kwalificatie komt.

Bespreking van de ter terechtzitting gevoerd verweren

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van overtuigend bewijs en heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Het proces-verbaal van bevindingen van 17 maart 2017 van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] gaat uit van aannames gegrond op veronderstelde handelingen. Dit proces-verbaal bevat bovendien tegenstrijdigheden. Er is niet gezien met welk voorwerp de verdachte het slot heeft open gekregen.
Daarnaast valt niet uit te sluiten dat het om de fiets van de verdachte ging, zoals hij stelt. Immers, de afstand tussen de fiets tot de toenmalige verblijfplaats van verdachte aan de Amsteldijk is niet groot.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen van 17 maart 2017 relateren de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat zij zagen dat de verdachte het hele plein rondliep en de gestalde fietsen bekeek.
Verbalisant [verbalisant 1] zag het volgende. De verdachte stopte bij een zwarte herenfiets met een bagagerek, die aan het achterwiel was afgesloten met een kettingslot. De verdachte trok dit slot omhoog en trachtte dit kennelijk te openen door iets in het slot te steken. De verdachte kreeg het slot niet open en liet het los. De verdachte pakte uit zijn jas een volgend voorwerp, stak dit in het slot en begon te wrikken. De verdachte kreeg het slot weer niet open. Hij bleef aan het slot rommelen en kreeg het tenslotte wel open.
Het hof ziet in hetgeen is aangevoerd noch anderszins reden te twijfelen aan de waarnemingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in hun op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal en ziet hierin niet de door de raadsman bedoelde aannames, veronderstelde handelingen of tegenstrijdigheden. Op basis van hetgeen de verbalisanten relateren leidt het hof af dat verdachte welbewust zoekend heeft rondgekeken naar een fiets en dat hij toen hij eenmaal een fiets had gekozen, vervolgens met een voorwerp het slot heeft geopend. [verbalisant 1] heeft de opeenvolgende handelingen van de verdachte bij de fiets gerelateerd. Daarbij is van ondergeschikt belang dat hij niet heeft gezien met welk voorwerp de verdachte het slot open heeft gemaakt.
De stelling van verdachte dat het zijn eigen fiets was heeft hij niet aannemelijk gemaakt, temeer omdat hij over het afgesloten zijn van de fiets tegenstrijdig heeft verklaard .

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 17 maart 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan een tot op heden onbekend gebleven persoon, waarbij hij die fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 weken waarvan 8 weken voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets. Met zijn handelen heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van de benadeelde. Bovendien heeft hij de benadeelde schade en overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 mei 2018 is hij eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld voor diefstallen, hetgeen in zijn nadeel weegt. Het hof is daarom van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslissingen omtrent beslag

Verbeurdverklaring
Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen, een multitool en bahco dienen te worden verbeurd verklaard, omdat het bewezen verklaarde is begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen en deze voorwerpen bij de verdachte zijn aangetroffen tijdens het onderzoek naar het bewezenverklaarde.
Onttrekking aan het verkeer
Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan of voorbereid met behulp van de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven sleutels. Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Het onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerp, de fiets, dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 december 2016 met parketnummer 23-001381-16 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsman heeft afwijzing van de vordering bepleit.
Gebleken is dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2. Multitool (gereedschap)
3. Bahco (gereedschap).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
4. Sleutels (23 stuks).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. Fiets BSP Basic; kleur: zwart .
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 december 2016, parketnummer 23-001381-16, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. W.M.C. Tilleman en mr. E.H.M. Druijf, in tegenwoordigheid van A.D. Renshof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2018.
mr. E.H.M. Druijf is buiten staat dit arrest te ondertekenen