ECLI:NL:GHAMS:2018:1722

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
23-003092-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit een kerk en opzetheling met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, was aangeklaagd voor diefstal uit een kerk en opzetheling. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van een microfoon en microfoonstandaard uit een kerk in Sint Pancras op 22 mei 2016, en het verwerven van een kentekenplaat die door misdrijf verkregen was op 21 mei 2016. Tijdens de zitting op 3 mei 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de kerk heeft verschaft door middel van braak en inklimming, en dat hij wist dat de kentekenplaat door misdrijf verkregen was. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, maar het eerste feit bewezen verklaard. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, wat in zijn nadeel weegt. Gezien de ernst van de feiten en de recidive, was in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend. Echter, rekening houdend met de ISD-maatregel en de behandeling van de verdachte, heeft het hof besloten een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op te leggen, met een proeftijd van drie jaar. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003092-16
datum uitspraak: 17 mei 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 augustus 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 15-116398-16 en 15-800381-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
adres: [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd te [gedetineerd] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 mei 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2016 te Sint Pancras, gemeente Langedijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kerk (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een microfoon en/of een microfoonstandaard, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan kerk ' [kerk] ', in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen microfoon en/of microfoonstandaard onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
2.
hij op of omstreeks 21 mei 2016 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kentekenplaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
2 subsidiair.
hij op of omstreeks 21 mei 2016 te Sint Pancras, gemeente Langedijk, en/of te Alkmaar, althans in Nederland, een kentekenplaat ( [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om omdat het hof tot een andere beslissing komt.

Vrijspraak feit 2 primair

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof, evenals de rechtbank, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging feit 1

Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs nu elk direct bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij dit feit ontbreekt.
Overwegingen van het hof
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 21 mei 2016 omstreeks 23:59 uur hoorde de getuige [getuige] vanuit zijn woning het alarm van de kerk “ [kerk] ” afgaan. Terwijl [getuige] de politie belde, zag hij een man vanachter een muur naast de kerk komen lopen die stopte bij een donkergroene Opel op de parkeerplaats met het kenteken [kenteken 1] . Deze man opende het linker voorportier, deed dit weer dicht en rende vervolgens weer in de richting van de muur naast de kerk (dossierpagina’s 10 en 12).
Op 22 mei 2016 om 00.03 uur kwamen politieambtenaren ter plaatse. Zij zagen dat aan de achterzijde van de kerk een raam was ingegooid; een tegel lag in de kerk. Buiten bij dit raam stond een microfoonstandaard waarin een microfoon hing. Het snoer kwam uit de kerk. Op de grond lag een bos sleutels met onder andere een autosleutel. Voor de kerk zagen de verbalisanten de groene Opel staan en voelden dat van dit voertuig warmte kwam. Deze Opel had aan de voorzijde het kenteken [kenteken 1] en aan de achterzijde het kenteken [kenteken 2] . Met de gevonden autosleutels openden de politieambtenaren het voertuig. In de middenconsole zagen zij een bankpas met de naam van de verdachte liggen. Tijdens het wachten op het sleepbedrijf nadat de auto in beslag was genomen, zagen de verbalisanten de verdachte langslopen. Hij versnelde zijn pas. Tegen een van de politieambtenaren vertelde hij dat hij nodig moest plassen en (in strijd met de waarheid) dat hij [fake-naam] heet. Op enig moment rende de verdachte weg. De verdachte is uiteindelijk in een tuin op de aangetroffen (dossierpagina’s 14 tot en met 17) en hij is aangehouden om 01:50 (dossierpagina 27).
Inmiddels was gebleken dat de verdachte de persoon is die te zien was op de foto van de eigenaar van de auto met het kenteken [kenteken 2] (dossierpagina 17). Ook verklaarde de verdachte bij de politie dat deze auto op zijn naam stond (dossierpagina 33).
Conclusie
Uit het voorgaande leidt het hof het volgende af:
- De auto die op naam stond van de verdachte en waarin zich een pasje op zijn naam bevond is bij de plaats van de inbraak aangetroffen op het moment daarvan. Van het voertuig kwam warmte, hetgeen naar algemene bekendheid kan wijzen op recent gebruik.
-De autosleutels lagen buiten onbeheerd op de grond in de buurt van goederen die in de kerk waren weggenomen.
-Binnen twee uur na de inbraak is de verdachte door de politie in de nachtelijke uren aangetroffen nabij de plaats van de inbraak.
Nu de verdachte geen aannemelijke hem ontlastende verklaring gegeven voor de hiervoor genoemde belastende feiten en omstandigheden acht het hof, anders dan de raadsman, het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2016 te Sint Pancras, gemeente Langedijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een kerk (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een microfoon en een microfoonstandaard toebehorende aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
2 subsidiair.
hij op 21 mei 2016 te Sint Pancras, gemeente Langedijk een kentekenplaat ( [kenteken 1] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van 3 jaar.
De raadsman heeft het hof verzocht om een geheel voorwaardelijke straf op het leggen, gelet op de ISD-maatregel die aan de verdachte is opgelegd en de e-mail van 2 mei 2018 van de reclasseringsmedewerker van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een microfoon en microfoonstandaard uit een kerk. De verdachte heeft er door zo te handelen blijk van gegeven zich niets gelegen te laten aan het eigendomsrecht van een ander. Ook heeft hij niet geschroomd een ruit van een kerk te vernielen om zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen. Een dergelijk feit veroorzaakt naast schade ook hinder voor de daarbij betrokkenen. Ook wordt het gevoel van veiligheid van derden aangetast.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een kentekenplaat. Hierdoor heeft hij geprofiteerd van een misdrijf en bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor van misdrijf afkomstige goederen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 april 2018 is hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op de ernst van de feiten en de recidive is in beginsel slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend te achten.
Uit bovengenoemde Justitiële Documentatie blijkt echter ook dat aan de verdachte de maatregel van ISD is opgelegd. Blijkens de e-mail van 2 mei 2018 van reclasseringsmedewerker [reclass.medewerker] verblijft de verdachte thans in dat kader in FPA Eikenstein te Zuidlaren, waar hij wordt behandeld voor zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek en wordt gewerkt aan resocialisatie.
Het hof acht het niet wenselijk dat voornoemde ontwikkeling wordt doorkruist door een strafoplegging die (hernieuwde) vrijheidsbeneming met zich brengt, en zal de gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 30 oktober 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf zes maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof zal, rekening houdend met hetgeen omtrent de verdachte bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en zal, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het verzoek van de raadsman, de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar verlengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijdals vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van
30 oktober 2014 parketnummer 15-800381-14, met een termijn van
1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. F.M.D. Aardema en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van
R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 mei 2018.
mrs. G. Oldekamp, A.E. Kleene-Krom en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]