ECLI:NL:GHAMS:2018:1720

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
23-003170-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging van fietsen uit een souterrain te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2017. De verdachte, geboren in 1988 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van diefstal in vereniging van fietsen uit een souterrain. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 7 mei 2017, waarbij de verdachte samen met anderen in een souterrain behorende bij een woning in Amsterdam fietsen heeft weggenomen. De verdachte werd aangehouden na een getuigenverklaring en camerabeelden die zijn betrokken bij het bewijs. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de camerabeelden te vaag waren voor een herkenning en dat er onvoldoende bewijs was voor een bewezenverklaring van medeplegen. Het hof oordeelde echter dat de verdachte nauw en bewust samenwerkte met anderen bij de diefstal, en dat de betrokkenheid van de verdachte als medeplegen kon worden aangemerkt. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf werd verkregen door middel van braak. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, waarbij de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking werden genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003170-17
datum uitspraak: 17 mei 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-654060-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-ëigening in/uit een souterrain behorende bij een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een of meer fiets(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat souterrain heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen fiets(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van de toegangsdeur behorende bij voornoemd souterrain;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal vanwege proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe – kort gezegd – primair aangevoerd dat de camerabeelden te vaag zijn om een herkenning van de verdachte op te baseren en dat de getuige [getuige] de medeverdachten weliswaar heeft herkend, maar over de verdachte niets bijzonders heeft verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om ten aanzien van de verdachte tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen.
Overwegingen van het hof
Op zondag 7 mei 2017 omstreeks 06.40 uur zag de getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) blijkens zijn verklaring bij de politie op 7 mei 2017 vanuit zijn woning een man in zijn auto kijken. De man probeerde de autodeur, die op slot zat, te openen en liep weg nadat [getuige] op het raam klopte. Hierna liep [getuige] naar buiten en zag de man die zojuist had geprobeerd zijn auto te openen uit het souterrain van perceel [adres 1] te Amsterdam komen. [getuige] zag dat er nog drie andere mannen voor het pand stonden. De vier mannen, gevolgd door [getuige] , liepen weg, maakten een rondje en kwamen weer terug bij het perceel. Vervolgens gingen de vier mannen het souterrain binnen, waarna twee van de vier mannen met een fiets naar buiten kwamen. [getuige] ging, ondertussen de politie bellend, achter de vier mannen aan en zag dat zij de twee fietsen op de brug van de Keizersgracht achterlieten en begonnen te rennen. Hij zag vervolgens dat 3 van de vier mannen werden aangehouden. De verdachte, die 06.48 uur is aangehouden bleek een van deze mannen te zijn.
De twee fietsen, die afkomstig waren uit het souterrain, werden door de politie aangetroffen op de brug van de Keizersgracht. Aan de deur van het souterrain zat verse braakschade.
De verklaring van de getuige [getuige] vindt steun in andere bewijsmiddelen.
In het dossier bevinden zich beelden, afkomstig van een camera ter hoogte van het perceel [adres 2] , waarop omstreeks het door de getuige genoemde tijdstip vier mannen zichtbaar zijn. De beelden zijn beschreven door verbalisant Turk in een proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2017. Gerelateerd is dat één van deze mannen die langsliepen hoogstwaarschijnlijk de verdachte is. Door de verdachte is bij de rechter-commissaris is verklaard dat het kan dat hij die persoon is.
De volgens de getuige [getuige] weggenomen fietsen zijn aangetroffen op de plek waar ze volgens deze getuige waren achtergelaten en waren de fietsen afkomstig uit het souterrain.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte één van de vier mannen is geweest die door de getuige is gezien en aanwezig was bij de diefstal in het souterrain.
Het hof ziet zich, mede in het licht van het door de raadsvrouw gevoerde bewijsverweer, vervolgens gesteld voor de vraag of de betrokkenheid van de verdachte kan worden aangemerkt als medeplegen.
De hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden leiden het hof, in samenhang met de inhoud van de overige te bezigen bewijsmiddelen tot de conclusie dat de verdachte nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt bij de tenlastegelegde diefstal met braak. Hij begaf zich samen met anderen naar het perceel [adres 1] , ging met hen het souterrain binnen, heeft dit vervolgens verlaten en rende, nadat de gestolen fietsen waren achtergelaten, samen met hen weg. Dat de precieze rol van de verdachte binnen in het souterrain niet uit de bewijsmiddelen blijkt doet aan het voorgaande niet af, nu wel kan worden vastgesteld dat sprake is van een gezamenlijk optreden waarbij de bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.
De verweren worden derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 mei 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een souterrain behorende bij een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen fietsen toebehorende aan [benadeelde] en [benadeelde] waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot dat souterrain hebben verschaft door middel van braak op de toegangsdeur behorende bij voornoemd souterrain.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder algemene en bijzondere voorwaarden, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht, ingeval het tot een bewezenverklaring komt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij heeft zijn leven een positieve wending gegeven en is sinds oktober 2017 niet meer in aanraking gekomen met justitie. Voorts is hij op zoek naar een vaste woning en een baan en heeft hij een stabiele relatie. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht geen voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen omdat de verdachte recentelijk is veroordeeld door het Hof Leeuwarden tot een voorwaardelijke straf met dezelfde bijzondere voorwaarden als in onderhavige zaak door de reclassering zijn geadviseerd. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest zou volstaan. Tot slot is verzocht het aantal uren van de taakstraf te verlagen, gelet op de omstandigheid dat een souterrain gelijk kan worden gesteld aan een schuur of kelderbox en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen op de vroege zondagochtend schuldig gemaakt aan diefstal van fietsen uit een souterrain, onder een woonhuis, waarbij zij de toegangsdeur tot dit souterrain hebben geforceerd. Dit veroorzaakt schade en overlast voor de benadeelden. Door aldus te handelen heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor andermans eigendom. Voorts worden door dergelijke vergrijpen gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt, bij de benadeelden in het bijzonder nu het feit plaatsvond in hun directe woon/verblijfsomgeving waarbij niet is geschroomd een toegangsdeur te forceren.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 april 2018 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt.
Gelet op het bovenstaande en met name de ernst van het feit kan naar het oordeel van het hof alleen worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof ziet in hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd en in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding een lagere straf op te leggen dan de hieronder bedoelde.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. G. Oldekamp en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van
R. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 mei 2018.
mr. A.E. Kleene-Krom en mr. G. Oldekamp en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.