In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2017. De verdachte, geboren in 1988 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van diefstal in vereniging van fietsen uit een souterrain. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 7 mei 2017, waarbij de verdachte samen met anderen in een souterrain behorende bij een woning in Amsterdam fietsen heeft weggenomen. De verdachte werd aangehouden na een getuigenverklaring en camerabeelden die zijn betrokken bij het bewijs. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de camerabeelden te vaag waren voor een herkenning en dat er onvoldoende bewijs was voor een bewezenverklaring van medeplegen. Het hof oordeelde echter dat de verdachte nauw en bewust samenwerkte met anderen bij de diefstal, en dat de betrokkenheid van de verdachte als medeplegen kon worden aangemerkt. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf werd verkregen door middel van braak. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, waarbij de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking werden genomen.