ECLI:NL:GHAMS:2018:172

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
200.216.823/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing voorzitter kamer voor gerechtsdeurwaarders inzake klacht klaagster

In deze zaak heeft klaagster op 2 juni 2017 een beroepschrift ingediend tegen een beslissing van de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 30 mei 2017 een klacht van klaagster deels als kennelijk niet-ontvankelijk en deels als kennelijk ongegrond had afgewezen. Klaagster was van mening dat de beslissing onterecht was en heeft daarom hoger beroep aangetekend. De gerechtsdeurwaarders hebben op 25 juli 2017 een verweerschrift ingediend. Zowel klaagster als de gerechtsdeurwaarders hebben het hof laten weten niet te zullen verschijnen, waarna het hof de zaak op 21 december 2017 in raadkamer heeft behandeld.

Het hof heeft vastgesteld dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep. Dit is gebaseerd op artikel 39 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet, waarin staat dat tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer tot afwijzing van een klacht binnen veertien dagen schriftelijk verzet kan worden gedaan. Aangezien klaagster geen gebruik heeft gemaakt van dit rechtsmiddel, is het hof tot de conclusie gekomen dat er geen andere rechtsmiddelen openstaan voor klaagster. De beslissing van het hof is op 23 januari 2018 openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.216.823/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/627837/DW RK 17/448
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 januari 2018
inzake
[appellante] ,
wonend te [plaats] ,
appellante,
tegen
1. [geïntimeerde] ,
oud-gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
2. [geïntimeerde] ,
3. [geïntimeerde] ,
4. [geïntimeerde] ,
gerechtsdeurwaarders te [plaats] ,
geïntimeerden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 2 juni 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) als bedoeld in artikel 39 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) van 30 mei 2017.
1.2.
De voorzitter van de kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerden (hierna: de gerechtsdeurwaarders) deels als kennelijk niet-ontvankelijk en deels als kennelijk ongegrond afgewezen.
1.3.
De gerechtsdeurwaarders hebben op 25 juli 2017 een verweerschrift - met bijlage - bij het hof ingediend.
1.4.
Klaagster en de gerechtsdeurwaarders hebben het hof vooraf laten weten niet te zullen verschijnen. Het hof heeft de zaak, voor wat de ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep betreft, op 21 december 2017 buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep

3.1.
Klaagster heeft bij klachtenformulier met bijlagen van 24 april 2017 bij de kamer een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. De voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 30 mei 2017 de klacht van klaagster afgewezen als deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond. Tegen die beslissing is klaagster nu in hoger beroep gekomen.
3.2.
Ingevolge artikel 39 lid 2 Gdw kan tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer tot afwijzing van een klacht binnen veertien dagen na de dag van verzending van de kennisgeving schriftelijk verzet worden gedaan bij de kamer. Tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer staat geen ander rechtsmiddel open.
3.3.
Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep.
3.4.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de voorzitter van de kamer van 30 mei 2017.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018 door de rolraadsheer.