ECLI:NL:GHAMS:2018:1672

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
23-003711-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van diefstal door middel van valse sleutels en schuldheling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 17 oktober 2017 was vrijgesproken van bepaalde tenlasteleggingen. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 8 mei 2018 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van diefstal en oplichting, waarbij de verdachte zich voordeed als medewerker van TNT of Post NL en slachtoffers om geldbedragen vroeg, vaak met gebruik van valse sleutels zoals bankpassen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van valse sleutels en schuldheling, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde oplichting. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, maar het hof heeft de straf in hoger beroep verlaagd naar 8 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen en de impact van de daden op de slachtoffers benadrukt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003711-17
datum uitspraak: 22 mei 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-665034-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
thans gedetineerd in [gedetineerd] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte, voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
Feit 1
(zaak 1, 3, 4, 5, 7 en 9)
hij op of omstreeks
a. 4 januari 2017 (zaak 1) en/of
b. 6 januari 2017 (zaak 3) en/of
c. 10 januari 2017 (zaak 4) en/of
d. 12 januari 2017 (zaak 9) en/of
e. 4 januari 2017 (zaak 5) en/of
f. 30 december 2016 (zaak 7)
te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
a. [benadeelde] (zaak 1) en/of
b. [benadeelde 2] (zaak 3) en/of
c. [benadeelde 3] (zaak 4) en/of
d. [benadeelde 4] (zaak 9) en/of
e. [benadeelde 5] (zaak 5) en/of
f. [benadeelde 6] (zaak 7)
(telkens) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van
a. een geldbedrag van 1,25 euro en/of een bankpas (zaak 1) en/of
b. een geldbedrag van 5 euro en/of een bankpas (zaak 3) en/of
c. een geldbedrag van 2,50 euro en/of een bankpas (zaak 4) en/of
d. een geldbedrag van 1,20 euro en/of een bankpas (zaak 9) en/of
e. een geldbedrag van 1,85 euro en/of een bankpas (zaak 5) en/of
f. een geldbedrag van 1,25 euro en/of een bankpas (zaak 7)
in elk geval (telkens) enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
(zaak 1)
- zich voorgedaan als medewerker van TNT en/of
- tegen die [benadeelde] gezegd dat hij, verdachte, een pakje voor haar had en/of
- tegen die [benadeelde] gezegd dat zij 1,25 euro voor het pakje moest betalen en/of
- tegen die [benadeelde] gezegd dat hij, verdachte, geen contant geld mocht aannemen en/of dat er alleen middels pin betaald kon worden en/of
- de bankpas van die [benadeelde] aangepakt en/of bij/tegen een smartphone gehouden en/of
- ( vervolgens) aan die [benadeelde] gevraagd om de (bijbehorende) pincode in te toetsen en/of
- tegen die [benadeelde] gezegd dat hij, verdachte, naar zijn auto zou lopen voor een bonnetje
en/of
(zaak 3)
- zich voorgedaan als pakjesbezorger en/of
- tegen voornoemde [benadeelde 2] gezegd dat hij, verdachte, een pakketje voor hem had en/of
- tegen die [benadeelde 2] gezegd dat hij 5 Euro moest geven en/of
- tegen die [benadeelde 2] gezegd dat hij, verdachte, van zijn baas geen cash geld mocht aannemen en/of
- tegen die [benadeelde 2] gezegd dat hij moest pinnen en/of
- de bankpas van die [benadeelde 2] aangepakt en/of bij/tegen een telefoon gehouden en/of
- ( vervolgens) aan die [benadeelde 2] gevraagd om de (bijbehorende) pincode in te toetsen en/of
- tegen die [benadeelde 2] gezegd dat hij, verdachte, een papier uit de auto moest pakken dat die [benadeelde 2] kon tekenen
en/of
(zaak 4)
- zich voorgedaan als medewerker van Post NL en/of
- een pakketje in zijn, verdachte's, hand had en/of
- de woning van die [benadeelde 3] betreden en/of - tegen die [benadeelde 3] gezegd dat het 2,50 euro kostte en/of
- tegen die [benadeelde 3] gezegd dat zij het ook met haar pasje kon betalen en/of
- de bankpas van die [benadeelde 3] aangepakt en/of de pincode aan die [benadeelde 3] gevraagd en/of
- ( vervolgens) de woning verlaten en/of
- tegen die [benadeelde 3] gezegd dat hij, verdachte, het in orde zou maken
en/of
(zaak 9)
- zich voorgedaan als medewerker van TNT en/of
- tegen die [benadeelde 4] gezegd dat hij, verdachte, een postpakketje voor haar had en/of
- tegen die [benadeelde 4] gezegd dat zij 1,20 euro moest betalen en/of
- tegen die [benadeelde 4] gezegd dat hij, verdachte, geen contant geld mocht aannemen en/of - tegen die [benadeelde 4] gezegd dat zij 1,20 euro moest pinnen en/of
- de pinpas van die [benadeelde 4] onder/tegen een apparaat gehouden en/of
- vervolgens die [benadeelde 4] haar (bijbehorende) pincode laten intoetsen en/of
- tegen die [benadeelde 4] gezegd dat hij, verdachte, naar zijn auto moest lopen om het pakketje uit de auto te halen;
en/of
(zaak 5)
- tegen die [benadeelde 5] gezegd dat hij, verdachte, een pakketje voor hem had en/of
- tegen die [benadeelde 5] gezegd dat hij 1,85 euro moest betalen voor het pakketje en/of
- tegen die [benadeelde 5] gezegd dat hij dit bedrag moest pinnen en/of
- de bankpas van die [benadeelde 5] aangepakt en/of
- de bankpas van die [benadeelde 5] tegen de achterkant van een apparaat gehouden en/of
- tegen die [benadeelde 5] gezegd dat hij, verdachte, de bankpas mee moest nemen naar zijn, verdachte's, auto
en/of
(zaak 7)
- zich voorgedaan als medewerker van TNT en/of
- tegen die [benadeelde 6] gezegd dat hij een pakketje had voor Esther en/of
- tegen die [benadeelde 6] gezegd dat zij 1,25 euro moest betalen voor het pakketje en/of
- tegen die [benadeelde 6] gezegd dat zij dit bedrag alleen via de pin kon betalen en/of
- de bankpas van die [benadeelde 6] aan de achterzijde in een mobiel pinautomaat gestoken en/of
- die [benadeelde 6] haar (bijbehorende) pincode laten intoetsen en/of
- zijn, verdachte's, telefoon gepakt en/of een gesprek gevoerd en/of gezegd: "de app is goed" en/of
- tegen die [benadeelde 6] gezegd dat hij een papier ging pakken dat zij moest ondertekenen en/of
- tegen die [benadeelde 6] gezegd dat hij een bon aan haar ging geven waardoor voornoemd(e) perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Feit 2
(zaak 1, 3, 4, 5, 7 en 9)
hij op of omstreeks
a. 4 januari 2017 (zaak 1) en/of
b. 6 januari 2017 (zaak 3) en/of
c. 10 januari 2017 (zaak 4) en/of
d. 12 januari 2017 (zaak 9) en/of
e. 4 januari 2017 (zaak 5) en/of
f. 30 december 2016 (zaak 7)
te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen
a. een geldbedrag van 40 euro (zaak 1) en/of
b. een of meer geldbedrag(en) van 250 euro en/of 705 euro en/of 1000 euro (zaak 3) en/of
c. een of meer geldbedrag(en) van 250 euro en/of 1000 euro (zaak 4) en/of
d. een geldbedrag van 400 euro (zaak 9) en/of
e. een of meer geldbedrag(en) van 1000 euro en/of 250 euro (zaak 5) en/of
f. een of meer geldbedrag(en) van 250 euro en/of 90 euro (zaak 7)
in elk geval enig(e) geldbedrag(en), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan
a. [benadeelde] (zaak 1) en/of
b. [benadeelde 2] (zaak 3) en/of
c. [benadeelde 3] (zaak 4) en/of d. [benadeelde 4] (zaak 9) en/of
e. [benadeelde 5] (zaak 5) en/of
f. [benadeelde 6] (zaak 7)
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)/geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel ((telkens) een bankpas met (bijbehorende) pincode), in elk geval een of meer sleutel(s) tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) niet gerechtigd en/of gemachtigd was/waren;
Feit 4
hij in of omstreeks de periode van a. 19 november 2016 tot en met 21 maart 2017 en/of b. 24 oktober 2015 tot en met 21 maart 2017 en/of c. 5 november 2015 tot en met 21 maart 2017 en/of d. 4 februari 2017 tot en met 21 maart 2017 en/of e. 4 februari 2017 tot en met 21 maart 2017 en/of f. 18 december 2016 tot en met 21 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meermalen
a. een mobiele telefoon (merk Nokia) (aangifte pvb p. 21) en/of
b. een Ipad (merk Apple; serienummer [serienummer 2] ) (aangifte pvb p. 34) en/of
c. een Ipad (merk Apple; serienummer [serienummer 1] ) (aangifte pvb p. 38) en/of
d. een Ipad mini (merk Apple; serienummer [serienummer 3] ) (aangifte pvb p. 25) en/of
e. een Ipad (merk Apple; serienummer [serienummer 5] ) (aangifte pvb p. 25) en/of
f. een Ipad (merk Apple; serienummer [serienummer 4] (aangifte pvb p. 30)
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen (telkens) wist(en), althans (telkens) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; (artikel 416/417bis Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot andere beslissingen.
Vrijspraak medeplegen en daarmee vrijspraak oplichting
Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De intellectuele en/of materiele bijdrage aan het delict moet van voldoende gewicht zijn. Daarbij kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Tevens is van belang in hoeverre de concrete omstandigheden van het geval door de rechter kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen. Het accent ligt op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht, of hoe de precieze rolverdeling er uitziet. De bijdrage van de medepleger kan worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit, maar ook in de vorm van gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook in geval de tenlastelegging het delictsbestanddeel ‘gepleegd door twee of meer verenigde personen’ bevat zal de rechter moeten beoordelen of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Het procesdossier bevat beperkte informatie over de rol van de verdachte en diens medeverdachte bij de ten laste gelegde oplichting en diefstal. Over diens bijdrage aan de ten laste gelegde feiten is niet veel meer bekend geworden dan dat hij een aantal malen na een door de medeverdachte gepleegde oplichting met de buitgemaakte bankpas geld heeft opgenomen en dat er tussen hem en zijn medeverdachte telefonisch contact is geweest. Die bijdragen alleen kwalificeren wellicht als medeplichtigheid, maar dat is de verdachte niet ten laste gelegd.
Bespreking gevoerd verweer met betrekking tot telecom
De raadsvrouw heeft betwist dat het telefoonnummer #0275 toebehoort aan de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat dit nummer in gebruik is bij zijn broertje [broertje verdachte] .
Uit de historische gegevens van telefoonnummer #0275 blijkt onder meer dat het telefoonnummer contact heeft met telefoonnummers die zouden toebehoren aan [naam 1] en [naam 3] . Uit de politiesystemen blijkt dat de verdachte met deze personen is gecontroleerd. Bovendien blijkt uit Whatsapp-berichten die op 14 en 15 maart 2017 door gebruiker [broertje verdachte] , het broertje van de verdachte, zijn verstuurd dat dit Whatsapp-account is gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (#4597) en niet aan het telefoonnummer #0275. Op de telefoon is tevens een schermafbeelding gevonden waarop valt te zien dat voor het adres Justus [adres] te Amsterdam meterstanden zijn doorgegeven aan het bedrijf Nuon. Onder het kopje contactgegevens staan het telefoonnummer #0275 en het e-mailadres [e-mailadres] .
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte als gebruiker van het telefoonnummer #0275 kan worden aangemerkt. Het verweer van de raadsvrouw dienaangaande wordt verworpen.
Uit het onderzoek is voorts gebleken dat de medeverdachte [medeverdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (#3190).
In de zaaksdossiers 1 en 4, hebben de verdachte en [medeverdachte] telefonisch contact met elkaar voor, omstreeks en/of na het delict.
Bespreking gevoerd verweer ten aan zien van zaaksdossier 4
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende is komen vast te staan dat de verdachte is te zien op de
stillsvan de camerabeelden bij de ABN-AMRO op 10 januari 2017, nu door één van de verbalisanten een andere persoon is herkend op de beelden.
Het hof overweegt dat de verdachte door vijf verbalisanten onafhankelijk van elkaar is herkend op de
stillsvan de camerabeelden. Het enkele feit dat één verbalisant in de beelden een ander heeft herkend, doet niet af aan de betrouwbaarheid van deze vijf herkenningen. Daar komt bij dat in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] is omschreven dat en welke verschillen er zijn tussen de verdachte en de persoon die de betreffende verbalisant op de beelden meende te herkennen. Het verweer kan daarom niet slagen en wordt verworpen.
Bespreking gevoerd verweer ten aan zien van feit 4
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte bij het verkrijgen van de goederen wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. Er is geen sprake geweest van ‘grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid’. Voorts kan niet worden vastgesteld dat de iPad met serienummer [serienummer 1] toebehoorde aan [benadeelde 7] en daarmee van diefstal afkomstig is, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Volgens de verklaring van de verdachte heeft hij de vijf iPads voor € 250,- via Marktplaats.nl gekocht van ene [naam 2] . Hij kreeg de iPads los in een plastic tas overhandigd en een originele verpakking zat er niet bij. Nu het gaat om waardevolle goederen en de verdachte deze via Marktplaats heeft aangeschaft voor een prijs beneden de marktwaarde, bestond naar het oordeel van het hof voor de verdachte een plicht om voorafgaande aan het voorhanden krijgen van deze goederen onderzoek naar de herkomst te doen. Aan deze onderzoeksplicht heeft de verdachte niet voldaan. Onder deze omstandigheden had de verdachte redelijkerwijze moeten vermoeden dat de iPads door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Met betrekking tot de iPad met serienummer [serienummer 1] overweegt het hof dat uit het dossier blijkt dat een onderzoek is gestart om de herkomst van de iPads te bepalen, waarbij de gegevens van de betreffende iPads bij Apple zijn opgevraagd. Hieruit is gebleken dat de iPad met voornoemd serienummer is geregistreerd op naam van [benadeelde 7] . Uit onderzoek is gebleken dat zij op 5 november 2015 aangifte heeft gedaan van woninginbraak waarbij een iPad is weggenomen. Uit het vorenstaande volgt met voldoende mate van zekerheid dat de onder de verdachte inbeslaggenomen iPad toebehoorde aan [benadeelde 7] en bij voornoemde inbraak is weggenomen. Het is niet aannemelijk geworden dat de iPad die volgens de aangifte is weggenomen, een andere iPad was dan de iPad die onder de verdachte is inbeslaggenomen.
Het hof zal de verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde opzet- en schuldheling van de zwarte Nokia Kumia telefoon, omdat op basis van het dossier niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte bij het voorhanden krijgen van de telefoon wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 2
(zaak 1 en 4)
hij op of omstreeks
a. 4 januari 2017 (zaak 1) en
c. 10 januari 2017 (zaak 4) en
te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
a. een geldbedrag van 40 euro (zaak 1) en
c. geldbedragen van 250 euro en 1.000 euro (zaak 4) en
toebehorende aan
a. [benadeelde] (zaak 1) en
c. [benadeelde 3] (zaak 4) en
waarbij verdachte zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (telkens een bankpas met pincode), tot het gebruik waarvan hij, verdachte telkens niet gerechtigd en gemachtigd was;
Feit 4
hij op 21 maart 2017 te Amsterdam
a. een iPad (merk Apple; serienummer [serienummer 2] en
b. een iPad (merk Apple; serienummer [serienummer 1] ) en
c. een iPad mini (merk Apple; serienummer [serienummer 3] ) en
d. een iPad (merk Apple; serienummer [serienummer 5] ) en
e. een iPad (merk Apple; serienummer [serienummer 4] )
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen onder 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met ontvreemde bankpassen en verkregen pincodes wederrechtelijk bedragen van de rekeningen van de slachtoffers opgenomen, waardoor de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel. Dit is een ernstig feit, dat naast financiële schade vaak veel overlast en gevoelens van onmacht bij de slachtoffers teweeg brengen. Verdachte heeft kennelijk slechts uit eigen financieel gewin gehandeld.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vijf iPads, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. De verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 april 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Het hof heeft voorts acht geslagen op een Reclasseringsrapport van 24 juli 2017 waaruit blijkt dat de verdachte weinig probleembesef heeft.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen opgelegde straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover in hoger beroep nog aan de orde en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M. van der Nat, mr. W.F. Groos en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. S.M. van Zanten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 mei 2018.
mr. R.P. den Otter is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[… 2]
[… 1]
.