ECLI:NL:GHAMS:2018:1633

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
23-001067-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdstrafzaak wegens mishandeling van leeftijdsgenoot met fors letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van mishandeling van een leeftijdsgenoot op 13 november 2016 te Hoorn. De tenlastelegging omvatte het meermalen slaan van het slachtoffer in het gezicht, het dichtknijpen van zijn keel en het duwen tegen een auto. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van fors letsel, waaronder striemen in de hals, bloeduitstortingen rond de ogen, een neusfractuur en een oogkasfractuur. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling. De straf die werd opgelegd bestond uit een leerstraf van 20 uur en een onvoorwaardelijke werkstraf van 40 uur, naast 20 dagen jeugddetentie. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die immateriële en materiële schade had geleden als gevolg van de mishandeling. De vordering tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof de benadeelde partij in het overige niet-ontvankelijk verklaarde. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, die blijk gaf van inzicht in zijn handelen en spijt betuigde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001067-17
datum uitspraak: 15 februari 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-261800-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 november 2016 te Hoorn [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] (meermalen) in het gezicht te slaan en/of zijn keel dicht te knijpen en/of tegen een auto aan te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de kinderrechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 november 2016 te Hoorn [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] meermalen in het gezicht te slaan en zijn keel dicht te knijpen en tegen een auto aan te duwen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een leerstraf Tools4U van 20 uur.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een leerstraf van 20 uren en een werkstraf van 80 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk.
De raadsman heeft verzocht dezelfde straf op te leggen als de kinderrechter.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door een leeftijdgenoot in zijn gezicht te slaan, zijn keel dicht te knijpen en hem tegen een auto aan te duwen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de medische stukken en waarnemingen van een verbalisant blijkt er sprake is van fors letsel, dat onder meer heeft bestaan uit striemen in de hals, bloeduitstortingen rond beide oogkassen (‘blauwe ogen’) en bloeduitstortingen in het gelaat, een neusfractuur en een ‘fractuur lamina papyracea’ (het hof begrijpt: een oogkasfractuur). De aangever heeft de periode na de mishandeling nog veel last gehad van het letsel, waarbij hij last had van hoofdpijn en concentratieproblemen. Het hof neemt het de verdachte ernstig kwalijk dat hij de confrontatie heeft opgezocht en de aangever met ernstig letsel heeft opgezadeld.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 januari 2018 heeft hij eerder een transactie betaald ter zake van geweld in het openbaar vervoer.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op een de verdachte betreffend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 15 februari 2017 waarin de Raad adviseert in het geval van strafoplegging aan de verdachte een taakstraf bestaande uit de leerstraf Tools4U op te leggen. Het hof acht die leerstraf nuttig voor de verdachte en zal deze opleggen.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof er rekening mee dat hij direct de ernst van het feit heeft ingezien en openheid van zaken heeft gegeven. Ook heeft hij oprecht spijt betuigd. Uit voornoemd advies van de Raad blijkt dat het goed gaat met de verdachte en dat er sprake is van een laag recidiverisico. Dit vindt bevestiging in voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie waaruit volgt dat de verdachte sinds het onderhavige feit niet meer met politie en justitie in aanraking geweest is. Om die reden acht het hof, anders dan de advocaat-generaal, een voorwaardelijk strafdeel niet noodzakelijk. Wel is het hof – met de advocaat-generaal en in afwijking van de kinderrechter – van oordeel dat een werkstraf passend is, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, waarbij het hof mede de ernst van het letsel in aanmerking neemt en het gegeven dat de verdachte zelf de confrontatie heeft opgezocht. Het hof acht dan ook, alles afwegende, een leerstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.328,05, bestaande uit € 2.800,00 immateriële schade en € 528,05 materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 438,05, bestaande uit € 400,00 immateriële schade en € 38,05 materiële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.000,00. Eveneens is gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 38,05, te weten het bedrag voor het opvragen van de medische gegevens. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het toe te wijzen bedrag zal, zoals verzocht, vermeerderd worden met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade, levert behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De kosten van het horloge en het trainingspak zijn door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Voor de kosten van de jas heeft de benadeelde partij, na gemotiveerde betwisting namens de verdachte, geen nadere onderbouwing gegeven. Die onderdelen van de gevorderde materiële schade zullen daarom worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
leerstraf, te weten
Tools4U Regulier, voor de duur van
20 (twintig) uren,indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.038,05 (duizend achtendertig euro en vijf cent) bestaande uit € 38,05 (achtendertig euro en vijf cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 490,00 (vierhonderdnegentig euro), bestaande uit materiële schade,af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.038,05 (duizend achtendertig euro en vijf cent) bestaande uit € 38,05 (achtendertig euro en vijf cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
13 november 2016.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. F.G. Hijink, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 februari 2018.
Mr. N.R.A. Meerbeek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]