ECLI:NL:GHAMS:2018:1608

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
23-003016-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en vernieling met schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor diefstal en vernieling. De tenlastelegging omvatte diefstal van een telefoon op 2 juni 2017 en vernieling van een dagverblijf van de Nationale Politie op 16 juni 2017. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft gepleegd en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, de Nationale Politie, toegewezen tot een bedrag van € 58,08, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft blijk gegeven van onbeheerst gedrag en een gebrek aan respect voor andermans eigendommen, wat heeft geleid tot de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003016-17
datum uitspraak: 15 mei 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-108485-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 2 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Apple, Iphone 6), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:
hij op of omstreeks 16 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een dagverblijf, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Nationale Politie (afdeling Amsterdam, Lijnbaansgracht) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proces-economische redenen worden vernietigd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 2 juni 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Apple iPhone 6), toebehorende aan [benadeelde];
2:
hij op 16 juni 2017 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een dagverblijf toebehorende aan de Politie (afdeling Amsterdam, Lijnbaansgracht) heeft beschadigd en onbruikbaar gemaakt.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen en onbruikbaar maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting een strafmaatverweer gevoerd. Hij verzocht het hof bij het bepalen van de op te leggen straf primair rekening te houden met de recente veroordeling van de verdachte tot terbeschikkingstelling (TBS) met bevel tot verpleging en daarom slechts een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de behandeling van de onderhavige strafzaak aan te houden en op een later tijdstip gezamenlijk met het hoger beroep van de TBS-zaak te behandelen, dan wel de onderhavige strafzaak pas af te doen nadat arrest is gewezen in het hoger beroep van de TBS-zaak.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zakkenrollerij door in een tram een telefoon uit een tas van een passagier te stelen. Zakkenrollerij is een misdrijf dat bij de benadeelden hinder, schade en gevoelens van onveiligheid kan veroorzaken. De verdachte heeft er geen blijk van gegeven respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Vervolgens heeft hij na zijn aanhouding een dagverblijf van de politie beschadigd door met een munt zijn naam op de muur te krassen. Ook heeft hij geürineerd in dat dagverblijf. De verdachte heeft daarmee het ongestoorde gebruik van dat verblijf belemmerd. Deze feiten getuigen van onbeheerst gedrag en een gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Bovendien is de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel van de Justitiële Documentatie van 17 april 2018 eerder ter zake van vele misdrijven onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel meeweegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Met name gelet op de omvangrijke Justitiële Documentatie is het hof van oordeel dat met een lichtere straf, die geen vrijheidsbeneming met zich brengt, niet kan worden volstaan. Met betrekking tot het subsidiaire aanhoudingsverzoek van de verdediging overweegt het hof geen zwaarwegend belang te zien om het hoger beroep van voormeld TBS-vonnis af te wachten, met name omdat nog geheel onduidelijk is wanneer dat hoger beroep zal dienen. Het aanhoudingsverzoek wordt dan ook afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 58,08. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: € 150.
Vordering van de benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 58,08 (achtenvijftig euro en acht cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 16 juni 2017.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. M.M. van der Nat en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 mei 2018.
Mr. G.M. Boekhoudt is buiten staat om dit arrest mede te ondertekenen.
[…]