ECLI:NL:GHAMS:2018:1579

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
23-004375-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en lokaalvredebreuk met betrekking tot persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1966, was aangeklaagd voor diefstal van een pak melk ter waarde van EUR 0,49 en voor het wederrechtelijk binnendringen van een besloten lokaal van een supermarkt in Zaandam. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de diefstal van het pak melk en het binnendringen in de supermarkt, waar de verdachte eerder een winkelverbod had gekregen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 april 2018 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en dat de verdachte niet de intentie had om het pak melk te stelen.

Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en vastgesteld dat de verdachte op 16 augustus 2016 met het pak melk de winkel had verlaten zonder te betalen, wat de diefstal voltooide. Ook was de verdachte op de hoogte van het winkelverbod. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan beide ten laste gelegde feiten. Echter, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een recent herseninfarct en psychiatrische problemen, heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen, in overeenstemming met artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten, maar ook de noodzaak om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004375-16
datum uitspraak: 3 mei 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-169559-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 16 augustus 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pak melk ter waarde van EUR 0,49, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] te Zaandam ([adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:
hij op of omstreeks 16 augustus 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad in een besloten lokaal gelegen aan de [adres 2] te Zaandam en in gebruik bij [bedrijf], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 28 november 2015 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 1 jaar (tot en met 28 november 2016).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bespreking van een tweetal verweren

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte ter zake van beide ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Hij heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde dat de verdachte niet van meet af aan het oogmerk had om zich het pak melk toe te eigenen, zodat hooguit sprake kan zijn van verduistering, en ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde dat de schriftelijke winkelontzegging van 28 november 2015 niet aan de verdachte is uitgereikt noch op een andere manier aan hem kenbaar is gemaakt.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte is op 16 augustus 2016 bij de supermarkt [bedrijf] aan de [adres 2] te Zaandam geweest. Uit het aangifteformulier en het proces-verbaal van bevindingen van 16 augustus 2016 volgt dat de verdachte met een pak melk in zijn hand naar de servicebalie liep en het pak melk niet bij de kassa ter betaling aanbood. De verdachte is bij de servicebalie in de rij gaan staan. Vervolgens heeft de verdachte de rij verlaten en is richting de uitgang gelopen zonder het pak melk bij de servicebalie ter betaling aan te bieden. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte het oogmerk had om zich het pak melk wederrechtelijk, namelijk zonder daarvoor te betalen, toe te eigenen.
Naar aanleiding van de stelling van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij de bedoeling had het pak melk later nog te betalen, merkt het hof op dat die wens er niet aan afdoet dat de diefstal reeds was voltooid met het verlaten van de winkel zonder betalen en het opdrinken van de melk.
Uit de verklaring van de verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie, waar hij zegt op de hoogte te zijn van een winkelverbod (pagina 14 van het dossier) en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat de verdachte op de hoogte was van de winkelontzegging voor de [bedrijf] aan de [adres 2] te Zaandam.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 16 augustus 2016 te Zaandam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pak melk ter waarde van EUR 0,49 toebehorende aan [bedrijf] te Zaandam ([adres 2]);
2:
hij op 16 augustus 2016 te Zaandam in een besloten lokaal gelegen aan de [adres 2] te Zaandam in gebruik bij [bedrijf] wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 28 november 2015 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 1 jaar.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De raadsman van de verdachte heeft subsidiair op grond van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
Het hof is in hoger beroep, gesteld voor de vraag of en zo ja, welke straf of maatregel dient te worden opgelegd, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en het wederrechtelijk binnendringen van een supermarkt. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor het eigendomsrecht van anderen en hierop inbreuk gemaakt. Dergelijke feiten zijn ergerlijk voor de direct betrokkenen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 april 2018 is hij eerder meermalen voor (winkel)diefstallen onherroepelijk veroordeeld.
Mede gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd aan verdachten die vaker (winkel)diefstallen plegen, is de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd. Het hof ziet echter redenen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte om daarvan in deze zaak af te wijken.
Ter terechtzitting in hoger beroep en uit de ter terechtzitting overlegde medische gegevens van de verdachte is gebleken dat de verdachte na het instellen van het hoger beroep een herseninfarct heeft gehad waardoor de verdachte aan de linkerkant van zijn lichaam verlamd is geraakt en sindsdien in een rolstoel zit. Daarnaast kampt de verdachte met psychiatrische problematiek waarvoor hij elke twee weken een injectie met antipsychotica krijgt.
Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof in dit geval van oordeel dat in verband met deze omstandigheden het raadzaam is op de voet van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat aan de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M.M. van der Nat, in tegenwoordigheid van A.D. Renshof, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 mei 2018.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.