Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2018 in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2017. De verdachte, geboren in 1952 en thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad, is beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland op 24 oktober 2017 te Schiphol. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging is door het hof verbeterd waar nodig, zonder dat dit de verdediging van de verdachte schaadt.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd om proceseconomische redenen. De bewezenverklaring is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De verdachte is schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf, en de advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een lagere straf, maar het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen.
Het hof heeft geconcludeerd dat de invoer van cocaïne een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid en dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Gelet op de recidive en de oriëntatiepunten van het LOVS, heeft het hof de gevangenisstraf van 10 maanden passend geacht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de tijd in voorarrest in mindering gebracht op de opgelegde straf. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 mei 2018.