ECLI:NL:GHAMS:2018:1571

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
23-003257-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake bedreiging, belediging, vernieling en weigeren ademanalyse

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van bedreiging, belediging, vernieling en het weigeren van een ademanalyse. De tenlastelegging omvatte ernstige bedreigingen aan het adres van twee verbalisanten, beledigende uitlatingen en het opzettelijk beschadigen van een politieauto. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting op 19 december 2017 en 26 april 2018. De verdachte heeft zich respectloos en agressief gedragen tegenover de politie, wat leidde tot een intimiderende situatie. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 40 uren. Daarnaast is de verdachte voor negen maanden de rijbevoegdheid ontzegd. De vorderingen van de benadeelde partijen, twee verbalisanten, zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor immateriële schade. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003257-16
datum uitspraak: 9 mei 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 augustus 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-698883-15 en 13-004714-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 december 2017 en 26 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 26 oktober 2015 te Amstelveen en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [verbalisant] en/of [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant] en/of [verbalisant 2] dreigend de woorden toegevoegd:
- " ik onthou jouw kale kankerkop. Ik maak je af. Ik maak jou en je hele kanker familie af. Ik maak je moeder dood, ik maak jou dood en ik maak je hele familie dood kankerlijer. Ik heb al vijf jaar gezeten en ik ben nog niet zo heel lang vrij, maar voor jou ga ik weer graag zitten kankerlijer. Ik maak je af, ik maak je af. Ik maak je dood kankerlijer" en/of
- " je gaat er aan. Ik maak je hartstikke dood. Ik kan in het GBA en ik zoek je op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2:
hij op of omstreeks 26 oktober 2015 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (merk Volkswagen Touran, kenteken [kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Regio Politie Amsterdam-Amstelland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een of meermalen tegen een of meer ruit(en) van voornoemde (personen)auto te schoppen en/of te trappen;
3:
hij op of omstreeks 26 oktober 2015 te Amstelveen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), [verbalisant] (hoofagent van politie eenheid Amsterdam) en/of [verbalisant 2] (brigadier van politie eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen:
- " vuile kankerlijer. Kankerhomo. Je moeder is een kankerhoer. Ik neuk je moeder in haar kont. Met je kale rotkop" en/of
- " ik neuk jouw en je hele kankerfamilie. Je kan de kanker krijgen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door toen en daar die [verbalisant] in zijn gezicht, althans op het lichaam, te spuwen;
4:
hij op of omstreeks 26 oktober 2015 te Amstelveen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig, (te weten een personenauto merk Peugot type 208 kenteken [kenteken 2]) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere kwalificatie komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde vrijspraak van de bedreiging van
[verbalisant] bepleit. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft zij aangevoerd dat alleen de beledigingen aan [verbalisant 2] kunnen worden bewezenverklaard.
Het hof overweegt hieromtrent dat de gevoerde verweren hun weerlegging vinden in de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 19 december 2017.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 26 oktober 2015 te Amstelveen [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 2] dreigend de woorden toegevoegd: "je gaat er aan. Ik maak je hartstikke dood. Ik kan in het GBA en ik zoek je op",
en
hij op 26 oktober 2015 te Amsterdam [verbalisant] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant] dreigend de woorden toegevoegd:
"ik onthoud jouw kale kankerkop. Ik maak je af. Ik maak jou en je hele kanker familie af. Ik maak je moeder dood, ik maak jou dood en ik maak je hele familie dood kankerlijer. Ik heb al vijf jaar gezeten en ik ben nog niet zo heel lang vrij, maar voor jou ga ik weer graag zitten kankerlijer. Ik maak je af, ik maak je af. Ik maak je dood kankerlijer";
2:
hij op 26 oktober 2015 te Amstelveen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Volkswagen Touran, kenteken [kenteken 1]), toebehorende aan Regio Politie Amsterdam-Amstelland, heeft beschadigd door tegen ruiten van voornoemde personenauto te trappen;
3:
hij op 26 oktober 2015 te Amstelveen opzettelijk een ambtenaar [verbalisant 2] (brigadier van politie eenheid Amsterdam), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen:
"ik neuk jou en je hele kankerfamilie. Je kan de kanker krijgen",
en
hij op 26 oktober 2015 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar [verbalisant] (hoofdagent van politie eenheid Amsterdam), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen:
"vuile kankerlijer. Kankerhomo. Je moeder is een kankerhoer. Ik neuk je moeder in haar kont. Met je kale rotkop";
4:
hij op 26 oktober 2015 te Amstelveen, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig, (te weten een personenauto merk Peugeot type 208 kenteken [kenteken 2]) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren met bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, 120 uren taakstraf, subsidiair 60 dagen hechtenis en (naar het hof begrijpt: ter zake van het onder 4 tenlastegelegde) een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de op te leggen straf het volgende naar voren gebracht:
  • Er is in strijd met artikel 12a van de Ambtsinstructie gehandeld door pepperspray op de verdachte toe te passen. Het gebruik van pepperspray had moeten worden aangekondigd en was niet meer nodig omdat de verdachte al was gaan zitten. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op dat moet leiden tot strafvermindering;
  • Een ontzegging van de rijbevoegdheid is niet passend, aangezien de verdachte sinds het tenlastegelegde feit geen nieuwe verkeersdelicten heeft begaan;
  • De bijzondere voorwaarden zoals door de politierechter bepaald moeten aan de verdachte worden opgelegd omdat hij belang heeft bij hulp en bijstand van de reclassering;
  • Als de afwezigheid van de verdachte op de terechtzitting van 26 april 2018 in het nadeel van de verdachte uitvalt omdat het hof het van belang acht met hem in gesprek te gaan, dient de zaak te worden aangehouden om dit gesprek alsnog mogelijk te maken.
Het hof merkt allereerst op, zich voldoende ingelicht te achten over de persoon van de verdachte. Het hof wijst daarom het voorwaardelijke verzoek tot aanhouding van de behandeling van de strafzaak af.
Het hof is voorts, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat geen sprake is van schending van artikel 12a van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, noch enig ander vormverzuim. Op grond van de dreigende en agressieve houding van de verdachte, zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 26 oktober 2015, was de betreffende politieambtenaar gerechtigd tegen de verdachte pepperspray te gebruiken. Een voorafgaande waarschuwing kon, gelet op die omstandigheden, achterwege blijven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich respectloos en agressief gedragen jegens twee politieambtenaren. Hij heeft deze politieambtenaren, die gewoon hun werk deden, in grievende bewoordingen beledigd en hen bedreigd. Door zo te handelen heeft hij hen niet alleen in hun eer en goede naam aangetast maar ook een voor hen angstige en intimiderende situatie geschapen.
Hij heeft bovendien tegen de ramen van een politieauto getrapt. Hij heeft daardoor schade veroorzaakt aan deze auto en een intimiderende situatie geschapen.
Ook heeft de verdachte, nadat tegen hem de verdenking was gerezen dat hij als bestuurder in een auto had gereden, geweigerd mee te werken aan een ademonderzoek en zo belemmerd dat een ademonderzoek kon plaatsvinden waarbij objectief kon worden vastgesteld of en zo ja, in welke mate het alcoholgehalte in zijn adem hoger was dan wettelijk toegestaan.
Blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 april 2018 is hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten veroordeeld, dit weegt in zijn nadeel.
In het voordeel van de verdachte weegt mee dat hij de verantwoordelijkheid voor zijn handelen op zich heeft genomen.
Gelet op de ernst van de feiten van de verdachte is een vrijheidsbenemende straf passend en aangewezen.
Het hof zal daarom en om de verdachte ervan te weerhouden nogmaals dergelijke feiten te plegen, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Anders dan bepleit door de raadsvrouw zal het hof aan deze voorwaardelijke straf geen bijzondere voorwaarden verbinden nu uit reclasseringsadviezen van Inforsa van 11juli 2016 en 29 juli 2016 volgt dat eerder reclasseringstoezicht niet optimaal is verlopen en het hof ook overigens in de persoonlijke situatie van de verdachte onvoldoende aanknopingspunten ziet het opleggen van dergelijke voorwaarden opportuun te achten. Hetgeen de raadsvrouw in dit verband heeft aangevoerd is hiervoor onvoldoende redengevend.
Het hof acht, alles afwegende, ter zake van de bewezenverklaarde feiten een voorwaardelijke gevangenisstraf van onderstaande duur alsmede een taakstraf als hieronder aangegeven passend en geboden.
Voorts acht het hof ter zake van feit 4, gelet op de aard en ernst van het feit, een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden. Dat de verdachte, als aangevoerd door de raadsvrouw, geen nieuwe verkeersdelicten heeft begaan vormt geen grond voor een ander oordeel.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]

De benadeelde partij [verbalisant 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 750 ter zake van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het verzochte bedrag geheel wordt toegewezen.
De raadsvrouw heeft verzocht het door de benadeelde partij [verbalisant 2] gevorderde bedrag te matigen tot maximaal € 300 omdat de bijzondere omstandigheid dat de benadeelde partij is gediagnostiseerd met chronische PTSS, niet ten nadele van de verdachte mag worden meegewogen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [verbalisant 2] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof is van oordeel dat het gevorderde bedrag dient te worden toegewezen tot een bedrag ter hoogte van € 300. De rechter dient bij de begroting, die aan hem is voorbehouden, rekening te houden met alle omstandigheden. De verdachte heeft door zijn handelen voor de benadeelde partij een intimiderende situatie geschapen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]

De benadeelde partij [verbalisant] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 300 ter zake van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het verzochte bedrag geheel wordt toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [verbalisant] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof is van oordeel dat het gevorderde bedrag geheel dient te worden toegewezen. De rechter dient bij de begroting, die aan hem is voorbehouden, rekening te houden met alle omstandigheden. De verdachte heeft door zijn handelen voor de benadeelde partij een intimiderende situatie geschapen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 266, 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 april 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering af te wijzen omdat inmiddels enige tijd is verstreken sinds het vonnis van de politierechter van 9 april 2013.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Zoals hierboven overwogen vindt het hof vanwege de gebleken persoonlijke omstandigheden van de verdachte een hernieuwde vrijheidsbeneming van de verdachte niet wenselijk. Het hof zal daarom in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegtde verdachte ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 2] ter zake van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 300 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 2], ter zake van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 300 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant] ter zake van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 300 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant], ter zake van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 300 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 april 2013, parketnummer 13-004714-13, te weten de gevangenisstraf voor de duur van 1 week te vervangen door:
taakstrafvoor de duur van
10 (tien) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 mei 2018.
Mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.L.M. van der Voet zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.