Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Verloop van het geding in hoger beroep
- memorie van grieven, met producties;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 mei 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een kort geding. De geïntimeerde, [geïntimeerde], had in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen de appellante, [appellante], met betrekking tot het verstrekken van financiële bescheiden. De eerste rechter had de vordering grotendeels toegewezen, maar de appellante ging in hoger beroep, waarbij zij vooral bezwaar maakte tegen de uitvoerbaarheid bij lijfsdwang. Het hof oordeelde dat de gevorderde gegevens relevant zijn voor de beoordeling van de vermogenspositie van de appellante en dat de uitvoerbaarheid bij lijfsdwang gerechtvaardigd is. Dit is gebaseerd op de gebleken onwil van de appellante om inzicht te geven in haar financiële situatie en het ontbreken van voor verhaal vatbare goederen. Het hof heeft de toewijzing van de vordering herformuleerd en de appellante veroordeeld om binnen veertien dagen afschriften van haar belastingaangiften en bankafschriften te verstrekken, met de mogelijkheid van lijfsdwang als zij hieraan niet voldoet. De kosten van het geding zijn voor de appellante, die in het ongelijk is gesteld.