ECLI:NL:GHAMS:2018:1475

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
2 mei 2018
Zaaknummer
200.200.628/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake agentuurovereenkomst en contractovername tussen Euphony Sales Nederland B.V. en Euphony Nederland B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Euphony Sales Nederland B.V. en Euphony Nederland B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De zaak betreft een agentuurovereenkomst die in maart 2001 door [geïntimeerde] met Euphony Benelux B.V. is gesloten. [geïntimeerde] heeft als businessconsultant klanten aangebracht en zou hiervoor commissie ontvangen. Euphony Benelux heeft zijn onderneming in 2010 ingebracht in Euphony Group Nederland B.V., die op haar beurt haar activa en passiva heeft ingebracht in Euphony Nederland. De naam van Euphony Nederland is later gewijzigd in Mobicross B.V. en er is een nieuwe vennootschap met de naam Euphony Nederland opgericht.

In de procedure heeft [geïntimeerde] vorderingen ingesteld tegen Euphony c.s. voor onder andere schadevergoeding en commissiebetalingen. De kantonrechter heeft een aantal vorderingen toegewezen, maar andere afgewezen. Euphony c.s. zijn in hoger beroep gegaan, waarbij zij onder andere aanvoeren dat er geen sprake is van contractovername en dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen uit de overeenkomst.

Het hof heeft de grieven van Euphony c.s. verworpen en geoordeeld dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de agentuurovereenkomst van toepassing is en dat de contractovername heeft plaatsgevonden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt Euphony c.s. in de kosten van het geding in principaal hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.200.628/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 4551489 / CV EXPL 15-29031
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 april 2018
inzake

1.EUPHONY SALES NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
2. EUPHONY NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellanten in principaal appel,
geïntimeerden in incidenteel appel,
advocaat: mr. R. Horstman te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
advocaat: mr. R.J.L. van Zwol te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Euphony Sales, Euphony Nederland en [geïntimeerde] genoemd. Euphony Sales en Euphony Nederland worden gezamenlijk ook wel aangeduid als Euphony c.s.
Euphony c.s. zijn bij dagvaarding van 20 september 2016 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 18 juli 2016, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en Euphony c.s. als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in (voorwaardelijk) incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Euphony c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen, alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen en [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen zij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] hebben voldaan, met rente, een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, met rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd, zakelijk weergegeven, tot verwerping van het principaal appel en in incidenteel appel tot vernietiging van het bestreden vonnis voor zover het in eerste aanleg gevorderde daarbij is afgewezen en tot alsnog toewijzing daarvan, en voorts als in zijn memorie nader weergegeven, met hoofdelijke veroordeling van Euphony c.s. in de kosten van, naar het hof begrijpt, het geding in hoger beroep.
Euphony c.s. hebben in incidenteel appel geconcludeerd tot verwerping daarvan en afwijzing van de vordering van [geïntimeerde] .
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.10 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1
[geïntimeerde] heeft in maart 2001 met Euphony Benelux B.V. (verder: Euphony Benelux) een overeenkomst gesloten. Euphony Benelux was aanbieder van telecommunicatie- en energiediensten. [geïntimeerde] zou als businessconsultant klanten aanbrengen bij Euphony Benelux en nieuwe consultants voor haar werven. Hij zou daarvoor commissie ontvangen volgens het tussen partijen geldende ‘Powerplan’.
3.1.2
Bij notariële akte van 30 september 2010 heeft Euphony Benelux de door haar gedreven onderneming met alle daarbij behorende activa en passiva ingebracht in Euphony Group Nederland B.V. (verder: Euphony Group). Bij notariële akte van 1 oktober 2010 heeft Euphony Group vervolgens al haar activa en passiva ingebracht in Euphony Nederland. De naam van Euphony Nederland is per 19 december 2014 gewijzigd in Mobicross B.V. Een vennootschap met de naam Euphony Nederland is (thans weer) rechtsopvolgster van Mobicross B.V.
3.1.3
Bij ongedateerde brief heeft ‘het Euphony-Team’ aan [geïntimeerde] bericht dat alle businessconsultants per 1 oktober 2010 ‘een contract zijn aangegaan’ met Euphony Sales. Vanaf die datum zijn commissiebetalingen aan [geïntimeerde] gedaan door zowel Euphony Sales als Euphony Nederland (in oprichting).
3.1.4
Euphony c.s. hebben bij brief van 15 mei 2014 aan [geïntimeerde] bericht dat volgens hen de openstaande vordering van [geïntimeerde] op Euphony Sales € 7.591,- bedraagt. Zij hebben [geïntimeerde] bij die brief voorts bericht:
‘Dit bedrag is gebaseerd op de provisieregeling zoals deze tot 1 april 2014 gehanteerd werd. Per 1 april 2014 is deze provisieregeling opgeheven. Een nieuwe provisieregeling zal binnenkort bekend worden gemaakt. Euphony stelt de volgende regeling voor wat betreft het openstaande bedrag per 31 maart 2014.
- 50% van dit bedrag (…) zal in 2014 betaald worden (…)
- de overige 50% (…) kan worden uitbetaald in combinatie met de nieuwe provisieregeling die zal gaan gelden als jij je opnieuw als business consultant gaat inschrijven bij Euphony.’
[geïntimeerde] is niet akkoord gegaan met deze regeling.
3.2
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd Euphony c.s. hoofdelijk te veroordelen aan hem te betalen:
a. een gefixeerde schadevergoeding op grond van onregelmatige opzegging ad € 6.503,70;
b. commissie over de periode augustus 2013 tot april 2014 ad € 7.591,-;
c. commissie over de maanden april en mei 2014 ad € 2.167,91;
d. commissie over de maand juli 2013 ad € 1.083,95;
e. een tekort aan commissiebetalingen ad € 2.169,79;
f. commissie over de uitlooptijd van drie maanden ad € 3.251,85,
een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen, met buitengerechtelijke kosten ad € 1.213,24 en met veroordeling van Euphony c.s. in de proceskosten, met nakosten. [geïntimeerde] heeft daartoe gesteld dat de tussen hem en Euphony Benelux gesloten overeenkomst is te kwalificeren als een agentuurovereenkomst. Hij heeft voorts gesteld dat Euphony Nederland de rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst van Euphony Benelux heeft overgenomen en dat hij gelet op de gang van zaken tevens Euphony Sales op betaling kan aanspreken. Hij heeft nog diverse vorderingen op Euphony c.s. voortvloeiend uit deze overeenkomst, waaronder een schadevergoeding wegens de onregelmatige opzegging bij voormelde brief van 15 mei 2014.
3.3
De kantonrechter heeft de hiervoor onder a, b, c en e weergegeven vorderingen toegewezen, vermeerderd met rente en kosten, en de vorderingen sub d en f afgewezen, een en ander op gronden als in het bestreden vonnis nader weergegeven. De grieven in het principale appel zijn gericht tegen de toewijzende beslissingen en de overwegingen die tot deze beslissingen hebben geleid, terwijl de grieven in het incidentele appel zijn gericht tegen de afwijzende beslissingen en de overwegingen die tot die beslissingen hebben geleid. Het hof overweegt naar aanleiding van de grieven het volgende.
3.4
Euphony c.s. voeren bij grief 1 in principaal appel aan dat geen sprake is van contractovername door (uiteindelijk) Euphony Nederland omdat niet aan de vereisten van artikel 6:159 BW is voldaan. De akten van inbreng zouden te algemeen zijn geformuleerd en de medewerking van [geïntimeerde] zou ontbreken, aldus Euphony c.s.. Het hof overweegt dat de hiervoor onder 3.1.2 genoemde, door [geïntimeerde] in het geding gebrachte notariële akten, waarvan de inhoud door Euphony c.s. niet is betwist, kunnen worden aangemerkt als akten waarbij onder meer het contract tussen Euphony Benelux en [geïntimeerde] is overgedragen. Euphony c.s. hebben niet betwist dat de rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst met [geïntimeerde] behoorden tot de activa en passiva van de onderneming van Euphony Benelux. Uit de akten kan dan ook worden geconcludeerd dat deze rechten en verplichtingen aan (uiteindelijk) Euphony Nederland zijn overgedragen. Dat het contract met [geïntimeerde] in de akten niet specifiek wordt genoemd is wat dit aangaat niet van belang. Het hof is tevens van oordeel dat sprake is geweest van medewerking aan de contractovername door [geïntimeerde] . Uit door [geïntimeerde] overgelegde bankafschriften blijkt dat de aan hem ingevolge de overeenkomst toekomende commissie vanaf 1 oktober 2010 is betaald door (onder meer) Euphony Nederland. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat [geïntimeerde] zijn werkzaamheden is blijven verrichten en dat de resultaten daarvan aan Euphony Nederland ten goede zijn gekomen. Anders valt niet te begrijpen dat Euphony Nederland is overgegaan tot het betalen van commissie. Een en ander is voldoende om te concluderen dat [geïntimeerde] heeft meegewerkt aan de contractovername. [geïntimeerde] kan Euphony Nederland dan ook aanspreken op mogelijke vorderingen uit de overeenkomst op de grond dat zij de rechtsverhouding tussen Euphony Benelux en [geïntimeerde] heeft overgenomen. De grief faalt in zoverre.
3.5
Euphony c.s. voeren bij hun eerste grief tevens aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verplichtingen uit de overeenkomst. De rechtbank heeft nagelaten te motiveren waarom sprake zou zijn van vereenzelviging van Euphony Sales en Euphony Nederland, zo stellen zij. Zij voeren tevens aan dat, voor zover al sprake zou zijn van contractovername, gelet op de hiervoor onder 3.1.3 en 3.1.4 genoemde aan [geïntimeerde] gerichte brieven, Euphony Sales als overnemende partij dient te worden aangemerkt. Het hof overweegt naar aanleiding van deze stellingen het volgende. Zoals hiervoor onder 3.4 is overwogen, gaat het hof uit van de door [geïntimeerde] gestelde contractovername. In dat geval, aldus Euphony c.s., is Euphony Sales aan te merken als overnemende partij. Euphony c.s. betwisten aldus niet, behoudens de contractovername welke betwisting als onvoldoende gemotiveerd is verworpen, dat Euphony Sales is aan te spreken voor de vorderingen uit de overeenkomst. Nu het hof reeds heeft geoordeeld dat in elk geval Euphony Nederland aansprakelijk is voor de eventuele vorderingen uit de overeenkomst, ligt een hoofdelijke veroordeling ter zake van deze vorderingen dan ook in de rede. Partijen zijn het kennelijk erover eens dat Euphony c.s. aan [geïntimeerde] hebben doen voorkomen dat Euphony Sales de overeenkomst tussen Euphony Benelux en [geïntimeerde] heeft overgenomen, terwijl uit de stukken blijkt dat Euphony Nederland de overnemende partij is geweest. Ook hebben zowel Euphony Sales als Euphony Nederland na de overname commissie aan [geïntimeerde] betaald. Het hof is van oordeel dat Euphony c.s. aldus bij [geïntimeerde] verwarring hebben doen ontstaan over de vraag wie de overnemende partij is en dat deze onduidelijkheid voor hun rekening dient te komen. De grief faalt daarom.
3.6
Grief 2 in principaal appel luidt dat de kantonrechter de overeenkomst ten onrechte heeft gekwalificeerd als een agentuurovereenkomst. Euphony c.s. voeren aan dat geen sprake is van een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:428 lid 1 BW omdat de overeenkomst geen verplichting aan [geïntimeerde] oplegt om producten en diensten te verkopen. De overeenkomst is volledig vrijblijvend voor [geïntimeerde] ; als hij niets verkoopt dan is hij niet in gebreke, aldus Euphony c.s. Het hof overweegt dat Euphony c.s. daarmee niet betwisten dat de overeenkomst ertoe strekte dat [geïntimeerde] voor onbepaalde tijd zou bemiddelen bij het sluiten van overeenkomsten op naam en voor rekening van, oorspronkelijk, Euphony Benelux tegen een beloning bij totstandkoming van die overeenkomsten. Dit betekent dat wel degelijk sprake is van een agentuurovereenkomst in de zin van de wet. Voor het aannemen van een dergelijke overeenkomst is niet vereist dat is overeengekomen dat de handelsagent verplicht is om zich daadwerkelijk in te spannen om overeenkomsten te sluiten en in gebreke is als hij dat niet doet. Aan het aannemen van een agentuurovereenkomst staat evenmin in de weg dat het [geïntimeerde] vrij stond ervoor te kiezen zich te beperken tot het werven van andere consultants en zo alleen commissie te ontvangen over de omzet van deze door hem aangebrachte consultants. Ook grief 2 faalt.
3.7
Met grief 3 in principaal appel bestrijden Euphony c.s. dat zij [geïntimeerde] over de periode van augustus 2013 tot april 2014 nog een bedrag van € 7.591,- aan commissie verschuldigd zijn. Volgens hen is de hiervoor onder 3.1.4 genoemde en geciteerde brief niet aan te merken als een erkenning van de verschuldigdheid van dit bedrag omdat, zo stellen zij bij hun grief, op het moment van verzenden van die brief nog niet bekend was welke businessconsultants een overeenkomst met Euphony Sales hadden nu zij nog niet beschikten over de onderliggende administratie. Het hof overweegt dat thans wel duidelijk is dat [geïntimeerde] een overeenkomst heeft met Euphony Nederland, en dat Euphony Sales tevens aansprakelijk kan worden gehouden voor de verplichtingen uit deze overeenkomst. In zoverre valt de feitelijke onderbouwing van de grief weg. Voormelde brief van 15 mei 2014 houdt overigens geen enkel voorbehoud in betreffende de vordering zodat deze brief wel degelijk als een erkenning valt aan te merken. Voor zover Euphony c.s. bij haar derde grief klaagt over dubbele posten in de vordering van [geïntimeerde] , zal het hof daar in het navolgende op terugkomen. De grief faalt.
3.8
Euphony c.s. verzetten zich met grief 4 in principaal appel tegen de toewijzing van het bedrag van € 2.167,91 aan commissie over de maanden april en mei 2014. Zij betwisten dat [geïntimeerde] in die maanden werkzaamheden heeft verricht, althans dat [geïntimeerde] bereid was werkzaamheden te verrichten. Het hof overweegt dat de kantonrechter er in dit verband terecht op heeft gewezen dat al vanaf september 2013 geen commissie-overzichten aan [geïntimeerde] zijn verstrekt, terwijl de principaal ingevolge artikel 7:433 lid 1 verplicht is deze na afloop van iedere maand aan de handelsagent te verstreken. Ook in dit geding hebben Euphony c.s. geen overzichten of gegevens omtrent de over deze maanden verschuldigde commissie verstrekt. Het hof is van oordeel dat Euphony c.s. door dit na te laten de stelling van [geïntimeerde] dat hij tot de ontvangst van de brief van 15 mei 2014 gewoon heeft doorgewerkt, onvoldoende gemotiveerd hebben betwist. Euphony c.s. wijzen nog erop dat veel businessconsultants hun werkzaamheden hebben gestaakt omdat het ‘Powerplan’ was aangepast en dat dit dan hun eigen keuze was. Euphony c.s. hebben echter niet aangevoerd dat [geïntimeerde] eerder dan door ontvangst van de brief van 15 mei 2014 op de hoogte was van de aanpassing van dit plan. Gelet op de inhoud van de brief mocht [geïntimeerde] er na de ontvangst daarvan bovendien van uitgaan dat Euphony c.s. geen gebruik meer wenste te maken van zijn diensten. Euphony c.s. delen daarbij immers mee dat de provisieregeling is opgeheven, dat een nieuwe provisieregeling zal worden bekendgemaakt en dat deze gaat gelden als [geïntimeerde] zich opnieuw inschrijft als businessconsultant. Kennelijk wilden Euphony c.s. niet met [geïntimeerde] verder gaan op de tot dat moment tussen partijen geldende voorwaarden. Het hof merkt overigens op dat het verzenden van de brief met deze inhoud niet een omstandigheid is die redelijkerwijs niet voor rekening van Euphony c.s. komt. De grief faalt.
3.9
Grief 5 in principaal appel bestrijdt de toewijzing van het bedrag van € 2.169,79 aan te weinig betaalde commissie over de periode vanaf september 2007 tot en met augustus 2014. Euphony c.s. beroepen zich in de eerste plaats erop dat de vordering is verjaard ‘omdat een commissieaanspraak van meer dan vijf jaar geleden is verjaard’. Zij maken daarbij echter niet duidelijk welk deel van het gevorderde bedrag is verjaard en evenmin welke periode het betreft. Dat had wel op hun weg gelegen nu het immers voor Euphony c.s. duidelijk moet zijn om welke maandelijkse commissie-overzichten en betalingen het gaat. Dit onderdeel van de grief wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. Euphony c.s. klagen bij deze grief ook nog erover dat [geïntimeerde] , naast de onderhavige vordering die de periode tot en met augustus 2014 beslaat, ook nog apart commissies vordert over april en mei 2014, over een uitlooptijd van drie maanden na mei 2014 en over juli 2013. Zij wijzen erop dat deze vorderingen vallen binnen de periode tot en met augustus 2014. Het hof gaat hieraan eveneens voorbij. Zoals reeds in het bestreden vonnis onder 29 is overwogen, is van een daadwerkelijke overlap van de vorderingen geen sprake omdat uit het als productie 21 bij inleidende dagvaarding overgelegde overzicht dat als onderbouwing van de onderhavige vordering dient, blijkt dat de apart gevorderde commissies daarin niet zijn meegenomen.
3.1
Met grief 6 in principaal appel bestrijden Euphony c.s. dat de brief van 15 mei 2014 kan worden opgevat als een opzegging van de overeenkomst. Zij stellen met de brief slechts gebruik te hebben gemaakt van hun bevoegdheid het Powerplan aan te passen. Opnieuw inschrijven was uitsluitend nodig omdat zij nog niet beschikten over de administratie van Euphony Benelux. Het hof overweegt naar aanleiding van deze grief als volgt. De bedoelde brief meldt dat de bestaande provisieregeling is opgeheven op een datum zes weken voor de dagtekening daarvan. In de brief wordt aangekondigd dat een nieuwe regeling zal worden bekendgemaakt, de regeling is er kennelijk nog niet, en er wordt meegedeeld dat deze gaat gelden bij een nieuwe inschrijving als businessconsultant. Een en ander kan niet worden opgevat als een wijziging van de bestaande overeenkomst of een voorstel daartoe. Zowel de term opheffen als het opnieuw moeten inschrijven verzetten zich tegen een dergelijke uitleg. Ook het vooralsnog ontbreken van een nieuwe regeling terwijl de bestaande met terugwerkende kracht wordt ‘opgeheven’ is een aanwijzing dat van het enkel wijzigen van contractuele voorwaarden geen sprake is. Euphony c.s. voeren bovendien niet aan waarop hun bevoegdheid tot een dergelijke verstrekkende ‘wijziging’ is gegrond. Verder is niet te begrijpen dat [geïntimeerde] zich opnieuw moet inschrijven omdat een administratie ontbreekt. Euphony c.s. schrijven [geïntimeerde] immers aan als businessconsultant en vermelden daarbij hetgeen zij nog aan hem verschuldigd zijn. Zij vragen ook niet om gegevens opnieuw te verstrekken maar vragen uitdrukkelijk om een nieuwe inschrijving waarbij een nieuwe provisieregeling gaat gelden. Het hof is op grond van een en ander van oordeel dat [geïntimeerde] de brief als een opzegging van de bestaande overeenkomst heeft kunnen opvatten, mede nu de bestaande provisieregeling, het Powerplan, voor hem als de kern van de overeenkomst heeft te gelden.
3.11
Euphony c.s. wijzen nog erop dat [geïntimeerde] in zijn brief van 19 september 2014 zelf heeft geschreven dat Euphony c.s. de overeenkomst nimmer hebben opgezegd. Het voert echter te ver om [geïntimeerde] daar thans nog aan te houden. Euphony c.s. hebben ook niet aangevoerd dat zij gelet op de opstelling van [geïntimeerde] in die correspondentie op enige wijze zijn benadeeld. Euphony c.s. hebben voorts aangevoerd dat [geïntimeerde] geen schade heeft geleden. Hij heeft immers geen werkzaamheden verricht terwijl hij daartoe wel de mogelijkheid had, aldus Euphony c.s.. Het hof gaat hieraan voorbij. Hiervoor is reeds geoordeeld dat [geïntimeerde] , gelet op de inhoud van de brief van 15 mei 2014, ervan mocht uitgaan dat Euphony c.s. geen gebruik meer wenste te maken van zijn diensten. De kantonrechter heeft de schade van [geïntimeerde] dan ook terecht vastgesteld aan de hand van de door [geïntimeerde] gemiste gemiddelde commissie. De conclusie is dat de grief faalt.
3.12
Grief 7 in principaal appel richt zich tegen de toewijzing van de vordering betreffende buitengerechtelijke kosten en de proceskostenveroordeling in eerste aanleg. De grief borduurt voort op de voorgaande grieven zodat deze eveneens faalt. Hetzelfde lot treft grief 8 in principaal appel welke grief eveneens voortborduurt op het voorgaande.
3.13
Grief 1 in incidenteel appel luidt dat de kantonrechter ten onrechte de vordering betreffende de commissie over de maand juli 2013 heeft afgewezen. De grief faalt. [geïntimeerde] stelt weliswaar dat hij over deze maand geen passieve commissie heeft ontvangen maar dat is onvoldoende om dan maar aan te sluiten bij een gemiddeld aan hem uitgekeerde commissie over overige maanden. Uit het door hem verstrekte overzicht van commissies per maand blijkt voorts dat de aan hem verschuldigde bedragen en dus ook de passieve commissie sterk konden fluctueren. [geïntimeerde] heeft voor het overige geen concreet inzicht verschaft in de passieve commissie die Euphony c.s. over deze maand aan hem verschuldigd zouden zijn.
3.14
Met grief 2 in incidenteel appel keert [geïntimeerde] zich tegen de afwijzing van de commissie over de uitlooptijd van drie maanden. [geïntimeerde] voert evenals in eerste aanleg aan dat het Powerplan voor de passieve commissie een betaaltermijn van 90 dagen noemt. Hij stelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat deze passieve commissie slechts een gering deel van de commissie betreft en de vordering daarom ten onrechte als onvoldoende onderbouwd heeft afgewezen. Uit de door hem overgelegde commissie-overzichten en betalingen blijkt, zo stelt [geïntimeerde] , dat juist het grootste deel van de commissie uit passieve commissie bestaat. Daarom kan volgens hem worden aangesloten bij de door hem berekende gemiddelde commissie per maand. Het hof volgt [geïntimeerde] niet in dit betoog. Met slechts een algemene verwijzing naar door hem overgelegde stukken, uit welke stukken dat niet op het eerste oog kan worden afgeleid, heeft hij niet voldoende onderbouwd dat het grootste deel van de commissie uit passieve commissie heeft bestaan. Er is dan ook geen grond om aan te sluiten bij een gemiddelde maandelijkse commissie. [geïntimeerde] heeft ook niets gesteld waaruit een ander concreet bedrag aan passieve commissie over de uitlooptijd kan worden afgeleid. De grief faalt.
3.15
Grief 3 in incidenteel appel, en de daaraan verbonden vordering, is opgeworpen althans ingesteld voor het geval dat het hof de brief van 15 mei 2014 niet zal opvatten als een opzegging. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.10 is overwogen, wordt aan bespreking van deze grief en vordering niet toegekomen, evenmin als aan het naar aanleiding van grief 6 in principaal appel door [geïntimeerde] onder dezelfde voorwaarde subsidiair gestelde.
3.16
Partijen hebben geen bewijs aangeboden van voldoende concrete feiten die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden dan hiervoor genomen.
3.17
De slotsom is dat zowel de principale als de incidentele grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Euphony c.s. zullen als daarin in het ongelijk gestelde partijen in de kosten van het principale hoger beroep worden veroordeeld en [geïntimeerde] als daarin in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incidentele hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep,
veroordeelt Euphony c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 718,- aan verschotten en € 894,- voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van Euphony c.s. tot op heden begroot op € 447,- voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart bovenstaande kostenveroordeling in incidenteel appel uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, M.L.D. Akkaya en F.J. Verbeek en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 april 2018.