Het hof overweegt als volgt.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. Er zijn al langere tijd zorgen over het gezinssysteem. [kind a] , [kind b] en [kind c] zijn opgegroeid in een gezinssituatie waarbij zij getuige zijn geweest van huiselijk geweld. Bij alle drie de kinderen is sprake van kind eigen problematiek in de vorm van ontwikkelingsachterstand en probleemgedrag op school. De kinderen lijken het taalgebruik en het agressieve gedrag van de vader te kopiëren. Er bestaan voorts zorgen over het probleeminzicht van de ouders en hun instabiele relatie.
[kind a] heeft regulier onderwijs gevolgd maar werd vanwege zijn gedrag van school verwijderd en heeft een jaar thuis gezeten. Daarna is hij speciaal onderwijs gaan volgen maar ook dit is niet goed verlopen. Er was sprake van ernstige gedragsproblemen en een cognitieve achterstand. Uit een onderzoek van het GGZ blijkt dat [kind a] weinig vertrouwen heeft in de mensen om hem heen en niet in staat is om op zichzelf te reflecteren, wat zorgt voor conflicten. De ouders zijn in hun zoektocht naar passend onderwijs voor [kind a] in contact gekomen met onderwijsconsulent mevrouw Nieuwboer. Mede dankzij haar is [kind a] per 1 december 2017 gestart bij Turn-Over, een professionele behandelvorm waarbij [kind a] zich onder begeleiding en met behulp van sport klaar gestoomd wordt om terug te keren binnen het onderwijssysteem. Ook heeft [kind a] een Rots- en Watertraining gevolgd bij 10 voor Toekomst en deze, na een onderbreking, afgerond.
[kind b] volgde aanvankelijk regulier onderwijs en is vanwege gedragsproblemen naar speciaal onderwijs gegaan. Hij heeft kenmerken van een Autisme Spectrum Stoornis (ASS). [kind b] heeft emotioneel weinig inzicht in wat er van hem verwacht wordt en loopt tegen conflicten aan. Hij volgt thans speciaal voortgezet onderwijs op De Spinaker en dat gaat volgens de ouders goed.
Blijkens een verslag van de Spinaker vertoont [kind b] nog wisselend gedrag gerelateerd aan zijn autistische kenmerken. Hij is steeds beter aanspreekbaar op zijn gedrag. Zeker als hij zijn medicatie heeft ingenomen, is hij aanspreekbaar en heeft hij een betere werkhouding. Hij moet op school wel aan de hand worden genomen, omdat hij vaak met andere dingen bezig is. Hij werkt nu op basisniveau, omdat het kaderniveau te hoog gegrepen is.
Ook [kind c] is van het reguliere onderwijs naar het speciaal onderwijs gegaan, te weten SBO Nexus. Vanuit het reguliere onderwijs waren er zorgen over zijn cognitieve ontwikkeling en agressieve houding tegenover klasgenoten. SBO Nexus geeft aan dat er thans geen zorgen zijn op cognitief gebied maar dat [kind c] gelet op zijn gedrag past binnen het speciaal onderwijs.
De GI heeft zowel in het verweerschrift in hoger beroep als ter zitting naar voren gebracht dat ondanks het feit dat de vader bewust afstand heeft genomen van de hulpverlening en het contact nu via de moeder laat verlopen, er toch recent nog incidenten zijn geweest waarin hij zich agressief heeft opgesteld. Zo heeft hij zich tijdens een overleg tussen de ouders, de GI en
10 voor Toekomst op 19 december 2017 beledigend en bedreigend uitgelaten richting de medewerkers van de GI. Ook heeft de vader naar aanleiding van een incident van [kind a] bij Turn-Over telefonisch contact gezocht met Turn-Over en daarbij primair gereageerd.
Gelet op het voorgaande overweegt het hof dat de gronden voor de ondertoezichtstelling van de kinderen zowel ten tijde van het geven van de bestreden beschikking als ook thans aanwezig zijn. Alle drie de kinderen vertonen zorgelijk gedrag en zijn van regulier onderwijs naar speciaal onderwijs gegaan. Alhoewel de schoolgang van [kind b] en [kind c] nu goed lijkt te gaan, betreft het hier een prille ontwikkeling waarbij het van belang is dat er zicht op deze ontwikkeling blijft in de komende periode. De begeleiding van [kind a] door Turn-Over is eveneens positief te noemen, maar is pas recentelijk van start gegaan. Daarbij is er, zoals ter zitting door zowel de GI als de vader naar voren is gebracht, tijdens de begeleiding van [kind a] bij Turn-Over sprake geweest van een incident. [kind a] volgt op dit moment nog geen onderwijs. Het hof ziet dat de ouders in de afgelopen periode stappen hebben gezet door de benodigde hulpverlening voor de kinderen in gang te zetten, maar merkt daarbij op dat deze stappen pas zijn gezet nadat de hulpverlening in gedwongen kader is ingezet. Naar het oordeel van het hof is gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting komen vast te staan dat hulpverlening in het vrijwillige kader nog onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouders. Zo is het door de opstelling van de ouders voor de GI lastig van de hulpverlening en school de nodige informatie over de minderjarigen te verkrijgen. Daarbij komt dat vader zich weliswaar heeft voorgenomen om wat meer afstand te bewaren ten opzichte van de hulpverlening met als doel het contact tussen de hulpverlening en de ouders beter te laten verlopen, maar dat hij er gelet op voornoemde recente incidenten nog niet altijd in slaagt om die afstand ook daadwerkelijk te bewaren.
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof het met de GI en de raad eens dat het van belang is dat de recente positieve ontwikkelingen de komende tijd gemonitord dienen worden, er zicht blijft op de kinderen en dat waar nodig door de GI kan worden bijgestuurd. Dit dient ertoe te leiden dat de verlenging van de ondertoezichtstelling tot 11 oktober 2018 in stand blijft.
Het hof zal het verzoek van de vader in hoger beroep dan ook afwijzen en de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.