ECLI:NL:GHAMS:2018:1466
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Wijziging omgangsregeling tussen vader en minderjarige op verzoek van de gecertificeerde instelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige zoon [A]. De vader, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg een omgangsregeling die was vastgesteld door de rechtbank Noord-Holland, maar deze was op verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) beëindigd voor de duur van de ondertoezichtstelling van de minderjarige. De vader was het niet eens met deze beslissing en verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen.
De zaak is behandeld op 5 februari 2018, waarbij de vader, de GI en de moeder aanwezig waren. De minderjarige [A] heeft in een gesprek met de voorzitter van het hof duidelijk gemaakt dat hij geen omgang met zijn vader wil. Het hof heeft vastgesteld dat de omgang in het verleden voor de minderjarige belastend was, vooral door het gedrag van de vader tijdens de bezoeken. De vader heeft niet aangetoond dat hij zijn gedrag heeft veranderd, en de minderjarige ervaart nog steeds veel stress en spanning bij de gedachte aan omgang.
Het hof heeft overwogen dat het in het belang van de minderjarige is om de omgang met de vader te beëindigen, gezien de ernstige bezwaren van de minderjarige en het gebrek aan positieve verandering in de houding van de vader. De rechtbank heeft de omgangsregeling op goede gronden gewijzigd, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De vader moet eerst aan zijn eigen problematiek werken voordat er weer mogelijkheden voor omgang kunnen worden overwogen.