ECLI:NL:GHAMS:2018:1450
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake mishandeling en vernieling met beroep op noodweer
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1981, was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling en vernieling, gepleegd op 19 mei 2017. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 april 2018 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte dezelfde straf zou krijgen als in eerste aanleg was opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, die niet-ontvankelijk is verklaard.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in hoger beroep bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken op grond van noodweer. De verdachte heeft verklaard dat de aangever dreigende bewegingen maakte met een bord, wat hem zou hebben gedwongen om een kopstoot te geven. Het hof heeft dit verweer verworpen, omdat niet is aangetoond dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar. De gedragingen van de verdachte zijn als aanvallend en agressief gekarakteriseerd, en het hof oordeelt dat het beroep op noodweer faalt.
Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, die in eerste aanleg gedeeltelijk is toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, maar het hof heeft geoordeeld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat de schade al in een civiele procedure was toegewezen. Het hof bevestigt het vonnis van de politierechter met inachtneming van deze overwegingen.