In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1967, had op 28 april 2016 te Zaandijk een motorrijtuig bestuurd terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De politierechter had de verdachte hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. De advocaat-generaal vorderde dezelfde straf in hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsloten. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het negeren van verkeersregels, wat de verkeersveiligheid in gevaar bracht. Het hof hield rekening met het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf, maar ook met het feit dat hij sindsdien zijn leven had gebeterd. Het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken op, evenals een taakstraf van 60 uren. De op te leggen straffen zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.