In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstal van benzine. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. De advocaat-generaal vorderde dezelfde straf, maar het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, een zwaardere straf rechtvaardigen. De verdachte had zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan vijf diefstallen, wat het hof als zeer ernstig beschouwde. Het hof heeft de gevangenisstraf verhoogd naar vijf weken en de vordering van de benadeelde partij, die € 55,15 bedraagt, toegewezen. De wettelijke rente over deze schadevergoeding is vastgesteld vanaf de datum van het delict, 23 juli 2015. Het hof heeft de schadevergoedingsmaatregel niet opgelegd, omdat de benadeelde partij in staat wordt geacht deze zelf te incasseren. Het vonnis van de politierechter is in zoverre vernietigd, maar voor het overige bevestigd.