ECLI:NL:GHAMS:2018:1438

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
26 april 2018
Zaaknummer
23-001169-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met geweld door meerderjarige verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, was aangeklaagd voor winkeldiefstal met geweld, gepleegd op 28 december 2016 te Haarlem. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van cosmetica uit een Albert Heijn, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen medewerkers van de winkel werd gepleegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en een zwaardere strafoplegging kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander goederen heeft weggenomen, waarbij geweld werd gebruikt tegen de medewerkers van de Albert Heijn. De verdachte had eerder al veroordelingen voor vermogensdelicten en gewelddadige misdrijven, wat het hof in haar nadeel heeft gewogen. De advocaat-generaal had dezelfde straf geëist als in eerste aanleg, maar de raadsvrouw pleitte voor een geheel voorwaardelijke taakstraf, gezien de leeftijd van de verdachte en haar huidige levensomstandigheden. Het hof heeft echter besloten een taakstraf van 120 uren op te leggen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en heeft daarbij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen. De verdachte heeft sinds de diefstal geen strafbare feiten meer gepleegd en volgt momenteel een mbo-opleiding, wat het hof hoopvol stemt voor haar toekomst.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001169-17
Datum uitspraak: 21 maart 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-267954-16 tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 28 december 2016 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer cosmeticagoederen, in elk geval winkelgoederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (werkzaam bij de Albert Heijn) en/of (een) andere medewerker(s) van de Albert Heijn, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het losrukken en/of trekken en/of duwen van de medewerkers van de Albert Heijn en/of om zich slaan in de richting van de medewerkers van de Albert Heijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een zwaardere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 28 december 2016 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen toebehorende aan Albert Heijn, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen medewerkers van Albert Heijn, gepleegd met het oogmerk bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan haar mededader de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond uit het zich losrukken van, trekken aan, en duwen van, en het om zich heen slaan in de richting van die medewerkers.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, te vervangen door 45 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, te vervangen door 15 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen en daartoe onder meer aangevoerd dat de verdachte ten tijde van de diefstal nog maar net 18 jaren oud was, dat het bij de diefstal toegepaste geweld relatief beperkt is te noemen en dat de verdachte haar leven thans goed op orde heeft.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met een medeverdachte schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal die werd gevolgd van bedreiging met geweld en geweld tegen winkelpersoneel. De diefstal is op zichzelf al een hinderlijk en vervelend feit, maar de bedreigingen en het geweld die daarmee gepaard zijn gegaan maken dit vergrijp ernstiger. Aangenomen mag worden dat de verdachten met hun gedragingen schrik- en angstgevoelens bij het winkelpersoneel en bij het winkelend publiek hebben veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 februari 2018 is zij eerder voor vermogensdelicten en vergrijpen met een gewelddadig karakter onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof eveneens in haar nadeel weegt.
Het hof ziet, anders de raadsvrouw, geen aanleiding bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij de straffen die aan minderjarigen voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd, waarbij het hof mede in aanmerking heeft genomen dat de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep duidelijk heeft gemaakt het laakbare van haar handelen in het geheel niet in te zien en de (oorzaak van de) geuite agressie volledig aan anderen te wijten. Het hof heeft gelet op de straf die voor diefstal met geweld aan recidivisten pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden genoemd. Het hof zal de verdachte echter bij wijze uitzondering een taakstraf opleggen en wel voor de duur van 120 uren. Daartoe is redengevend dat de verdachte sinds 28 december 2016 geen strafbare feiten meer heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen, alsook dat zij een (binnen afzienbare termijn af te ronden) mbo-opleiding volgt, in welk kader zij 4 dagen per week stage loopt. Zij heeft het – naar het lijkt haalbare – doel daarna door te stromen naar het hbo. Het hof heeft de hoop dat de verdachte na afronding van die opleidingen op een meer constructieve wijze in de maatschappij zal kunnen functioneren dan door het plegen van strafbare feiten en wenst dit nu niet te doorkruisen met een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet op de eerdere veroordelingen van de verdachte, de ernst van het onderhavige feit en de genoemde omstandigheden waaronder het is begaan, ziet het hof geen ruimte – zoals de raadsvrouw heeft voorgesteld – de taakstraf ook nog eens in voorwaardelijke vorm te gieten of de duur daarvan te reduceren. Hierin ligt besloten dat het hof, alles afwegende, van oordeel is dat de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal geëiste straf geen recht doet aan de ernst van het feit en de omstandigheden van dit geval.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 maart 2018.