Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant] ,
[appellant],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, hebben de appellanten, die zich bezighouden met de handel in Liberty sloepen, de geïntimeerde aangeklaagd wegens inbreuk op hun model- en merkrechten. De appellanten stelden dat de geïntimeerde sloepen produceert die gelijkend zijn aan de Liberty 530 Tender, en dat dit een schending van hun intellectuele eigendomsrechten vormt. De eerste rechter had de vorderingen van de appellanten afgewezen, wat hen noopte om in hoger beroep te gaan. Tijdens de zitting op 14 december 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de appellanten hun vorderingen hebben uitgebreid en de geïntimeerde heeft gepleit voor bekrachtiging van het eerdere vonnis.
Het hof heeft de feiten die door de voorzieningenrechter zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen, en heeft de argumenten van de appellanten en de geïntimeerde zorgvuldig gewogen. De appellanten voerden aan dat de geïntimeerde zich schuldig maakte aan slaafse nabootsing en oneerlijke handelspraktijken, maar het hof oordeelde dat de appellanten niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims. De argumenten over merkinbreuk werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd, en het hof concludeerde dat de geïntimeerde niet inbreuk maakte op de intellectuele eigendomsrechten van de appellanten.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd, waarbij de appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep zijn veroordeeld. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor duidelijke en onderbouwde claims in zaken van intellectuele eigendom, vooral in een competitieve markt zoals die van de sloepenindustrie.