ECLI:NL:GHAMS:2018:1373

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
200.195.450/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot medewerking aan levering van onroerend goed in Spanje

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de vordering van Alicante Investments B.V. tot medewerking aan de levering van twee woningen in Spanje. De appellante, Alicante, had in een eerder tussenarrest van 30 mei 2017 al te horen gekregen dat de geïntimeerde gehouden was tot medewerking aan de levering, mits Alicante aan bepaalde voorwaarden voldeed, waaronder de overname van de hypothecaire lening. Het hof heeft Alicante in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat zij aan deze voorwaarden voldeed, maar Alicante heeft dit niet voldoende onderbouwd.

Tijdens de procedure heeft Alicante meerdere keren om aanhouding gevraagd, maar het hof heeft deze verzoeken afgewezen. De geïntimeerde heeft zich verzet tegen de aanhoudingen en heeft arrest gevraagd. Het hof heeft geconcludeerd dat Alicante niet voldoende heeft aangetoond dat zij aan alle eisen voor de overname van de hypothecaire lening voldeed. De verklaring van de accountant van Alicante was te summier om tot een ander oordeel te komen. Het hof heeft uiteindelijk de vorderingen van Alicante afgewezen en het bestreden vonnis bekrachtigd, waarbij Alicante in de kosten van het hoger beroep is veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijsvoering in civiele procedures en de verplichting van partijen om aan hun stellingen en vorderingen voldoende onderbouwing te geven. Het hof heeft de kosten van het geding aan de zijde van de geïntimeerde begroot en verklaard dat de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.195.450/01
zaak/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/221370/ HA ZA 15-74
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 april 2018
inzake
ALICANTE INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Akersloot, gemeente Castricum,
appellante,
advocaat: mr. K. Roderburg te Amsterdam,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.M. Blaauw te Haarlem.

1.Het verdere geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom Alicante en [geïntimeerde] genoemd.
Het hof heeft in dit geding op 30 mei 2017 een tussenarrest gewezen. Na het tussenarrest heeft op verzoek van Alicante op 12 oktober 2017 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarna de zaak tot 19 december 2017 is aangehouden. Op de rol van 19 december 2017 heeft Alicante om aanhouding verzocht, die door de rolraadsheer tot 30 januari 2018 toegestaan. Vervolgens heeft Alicante nogmaals om aanhouding verzocht. Daarop heeft de rolraadsheer het verzoek om aanhouding afgewezen.
[geïntimeerde] heeft arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het tussenarrest heeft het hof - samengevat en voor zover in dit stadium van belang - geoordeeld dat [geïntimeerde] gehouden is tot medewerking aan de levering aan Alicante van de twee onroerende zaken in Spanje (een woonhuis aan de [adres 1] en een appartement aan de [adres 2] ) indien en zodra het restant van de koopprijs van € 65.000,= bij een notaris in depot is gestort en Alicante aantoont dat zij in staat is de hypotheekverplichtingen van [geïntimeerde] over te nemen. Aan dat laatste dient [geïntimeerde] echter de medewerking te verlenen die van hem redelijkerwijs mag worden gevergd. Dat het aan de opstelling van [geïntimeerde] te wijten was dat Alicante niet in de overname van de hypotheekverplichtingen is geslaagd had Alicante nog onvoldoende onderbouwd en Alicante had verder onvoldoende geconcretiseerd dat zij op haar beurt wel aan alle eisen en voorwaarden voor overname van de hypothecaire lening heeft voldaan. Nu zij veroordeling van [geïntimeerde] tot nakoming c.q. medewerking vordert, versterkt met een dwangsom, mocht dat van haar gevergd worden.
2.2
Het hof heeft daarop Alicante in de gelegenheid gesteld te preciseren en met stukken te onderbouwen (a) dat zij aan alle eisen die de beoogde hypotheekverlener aan haar stelt heeft voldaan, en welke eisen dat zijn, (b) dat, voor zover zij nog niet aan al die eisen heeft voldaan, [geïntimeerde] niet de medewerking heeft verleend en nog steeds niet wil verlenen die in dit verband van hem benodigd is en redelijkerwijze kan worden gevergd, en wat die medewerking behelst, en (c) indien de medewerking van [geïntimeerde] is of zal worden verleend, dat en per (bij benadering) wanneer de hypotheekverplichtingen zullen worden overgenomen. Alicante mocht daartoe een akte met producties nemen, waarop [geïntimeerde] bij antwoordakte mocht reageren. Partijen konden daarna arrest vragen dan wel, indien hun dat nuttig voorkomt, om een comparitie van partijen.
2.3
Alicante heeft het hof vervolgens verzocht om in plaats van een aktewisseling een comparitie van partijen te willen bepalen. Bij gelegenheid van die comparitie heeft zij als productie een verklaring van 15 oktober 2016 van haar accountant in het geding gebracht. Verder heeft zij onder meer medegedeeld dat er heel recentelijk een concreet alternatief is ontstaan voor de overname van de hypotheek, namelijk overname door een andere hypotheekverstrekker. Stukken daaromtrent zijn ter comparitie (slechts) aan [geïntimeerde] en diens raadsman getoond. Alicante heeft ter comparitie om aanhouding gevraagd om de levering van de onroerend zaken alsnog te kunnen bewerkstelligen. [geïntimeerde] heeft zich tegen aanhouding verzet.
2.4
De raadsheercommissaris heeft de behandeling van de zaak tot 19 december 2017 aangehouden om Alicante in de gelegenheid te stellen het bedrag van de koopsom bij een Spaanse notaris te storten, een aan [geïntimeerde] te zenden concept leveringsakte te laten opstellen en te laten vertalen en een afspraak te maken bij een notaris voor levering en [geïntimeerde] daarvoor uit te nodigen.
2.5
Op de rol van 19 december 2018 heeft Alicante bij H-formulier om aanhouding gevraagd, stellende dat bij de notaris de passering van de onroerende zaken staat gepland en zij in afwachting is van een datum daarvoor, waarschijnlijk kort na de feestdagen. Over de storting van de koopsom en de leveringsakte heeft Alicante het hof niets medegedeeld. [geïntimeerde] heeft zich tegen aanhouding verzet en heeft aangevoerd dat hij, ondanks verzoeken om informatie over de voortgang, sedert de comparitie van partijen van Alicante niets heeft vernomen, anders dan een bericht op 13 december 2017 dat de Spaanse notaris met een datum zou komen waarop de onroerende zaken zouden worden gepasseerd. De rolraadsheer heeft, teneinde het op de comparitie besproken doel van de aanhouding te realiseren, de zaak tot 30 januari 2018 aangehouden.
2.6
Op de rol van 30 januari 2018 heeft Alicante weer om aanhouding gevraagd. Ter toelichting liet zij weten van de notaris te hebben vernomen dat deze informatie heeft opgevraagd bij [geïntimeerde] als verkopende partij om de levering te bewerkstelligen, maar dat deze geen medewerking verleent. Om nog een laatste poging te doen om de levering te laten plaatsvinden verzoekt Alicante aanhouding met zes weken. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd, stellende dat hij sedert de vorige aanhouding niets van Alicante heeft vernomen, en arrest gevraagd. Daarop heeft de rolraadsheer het verzoek om aanhouding afgewezen en de zaak naar de rol verwezen voor dagbepaling arrest.
2.7
Het hof overweegt als volgt. Gelet op het onder 2.1 overwogene zijn de vorderingen van Alicante eerst voor toewijzing vatbaar indien zij voldoende concretiseert dat zij zelf aan alle aan haar te stellen eisen en voorwaarden voor overname van de hypothecaire lening heeft voldaan. Hoewel het hof haar diverse mogelijkheden heeft geboden om die omissie te herstellen, door haar een akte te laten nemen, door haar verzoek om in plaats van een aktewisseling een comparitie te houden toe te wijzen en door de behandeling vervolgens meermalen op Alicantes verzoek aan te houden, heeft Alicante dat nagelaten. Haar aanhoudingsverzoeken heeft Alicante ook niet gepaard doen gaan met stukken die aantonen dat zij van haar kant alles heeft gedaan om de levering mogelijk te maken en die voor het overige de juistheid van haar (door [geïntimeerde] bestreden) standpunten onderbouwen, hoewel dat in dit stadium van het geding alleszins in de rede had gelegen. Slechts bij gelegenheid van de comparitie van partijen heeft Alicante een productie in het geding gebracht, maar dat betreft een verklaring van haar eigen accountant van (op dat moment) circa een jaar oud, waarin niet meer staat dat
“(…) we have been looking into obtaining a mortgage for (..) Alicante (…). In Spain however this is impossible, as the banking institutions all require that we at least produce a valid Spanish sales contract.” Deze verklaring is dermate summier dat deze niet tot een ander oordeel kan leiden. Bij deze stand van zaken komt het hof niet toe aan de beoordeling van de vraag of en zo ja in welke mate (ook) aan [geïntimeerde] te verwijten valt dat de levering niet plaatsvindt. Dit betekent dat de vorderingen van Alicante niet voor toewijzing vatbaar zijn.
2.8
De slotsom luidt dat de grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Alicante zal, als de in het ongelijk te stellen partij, in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt Alicante in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 718,= aan verschotten, op € 3.262,= voor salaris en op € 131,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,= voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.R. van Harinxma thoe Slooten, R.J.M. Smit en C.C. Meijer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 april 2018.